Zoo is dus het z.g. Oude Raadhuis in 1641 het eigendom
geworden van Jacob Jacobsz. de Jongh, die zijn daarop
genomen hypotheek reeds op 10 Juli van dat jaar afloste.
Deze Jacob Jacobsz. de Jongh (óf de Jonghe) en zijn echt-
genoote Maria Bloemerts maakten voor notaris Egbert van
Rosvelt op 26 Maart 1620 hun testament, omdat zij van
plan wLn een reis naar Rome te ondernemen. Het waren
dus bliikbaar Katholieken, die een bedevaartsreis gingen doen.
In 1626 (26 Januari) is Jacob Jacobsz. de Jonghe weer in
het land en legt hij voor denzelfden notaris een verklaring af
betreffende de wijze, waarop hij en zijn zusters de nalaten
schap van hun vader Jacob Jacobsz., regent van het St.
Flisabeths gasthuis (t 1615), verdeeld hadden. Waarschijnlijk
heeft zijn verblijf in Italië, waar hij de Italiaansche renaissance
leerde kennen, hem geïnspireerd tot de verbouwing van zijn
Haarlemsche woning in den fraaien klassisistischen s ij
welken^ij nu vertoont, waarbij dan tevens de bedoebng voor
zat de oude bestemming van raadhuis er m vast te leggen-
Men heeft in dit gebouw zelfs wel de hand van den bekenden
Haagschen bouwmeester Pieter Post meenen te zien die
toen ter tijd nog in Haarlem woonde, en wees daarby op de
overeenkomst met het huis, dat hij te 's Gravenhage bouwde
voor Laurens Buysero, griffier van Frederik Hendrik, op
den hoek van de Princessegracht en Korte Voorhout. In elk
geval kan de verbouwing niet vóór 1646 zijn geweest want
in dat jaar is de plattegrond van Haarlem door den landmeter
Pieter Wils vervaardigd, welke in den stedenatlas van J.
Blaeu is opgenomen. Daarop immers staat het huis op den
hoek van de Groote Markt en Smedestraat nog weergegeven
met ziin ouderwetschen trapgevel.
Misschien is de verbouwing ook wel door de weduwee
Tongh ter hand genomen of althans onder haar leid g
tooid want Jacob Jacobsz. de Jongh is 31 October 1646 in
de Groote Kerk begraven. Daarna heeft zij er in 1650 tijdens
het bezoek, dat de stadhouder Willem II aan de stad bracht
ten einde hier de wet te verzetten, d.i. de regeering te ver
anderen, een der aanzienlijke heeren uit zijn gevolg, de
baron van Schomberch geherbergd 2), nadat zij reeds op
(1) De Bouwwereld, 1922 (21e jrgó, blz. 303. 1,1 z g7
(2) W. P. J. Overmeer. Nassau en Oranje-Nassau te Haarlem, b 7.