UIT HET DAGBOEK VAN JAN VAN DEN BRIEL (1770-1771) Medegedeeld door Mevr. N. Boelen-Ranneft en ingeleid en toegelicht door Mej. Dr G. H. Kurtz Het voornaamste deel van het fragment van het dagboek van Jan van den Briel, dat in het bezit is van Mevr. N. Boe len-Ranneft, is gepubliceerd in de „Bijdragen en Mede- deelingen der Vereeniging Gelre", dl. XLII. Het bevat de belevenissen van den schrijver als gepensionneerd Indischgast in het dorpje Tricht, waar hij zich met zijn vrouw in 1753 gevestigd had, en eindigt met hun vertrek naar Haarlem in October 1770. De vele overstroomingen in de Betuwe en de daardoor bemoeilijkte communicatiemogelijkheden deden hen besluiten hun huis aldaar te verkoopen en zich in de stad te vestigen, „waar den godsdienst en ordentelijk geselschap beter (te) genieten" vielen. Zoo huurden zij in Augustus 1770 van den baas-loodgieter Hendrik Keun een huis op de Nieuwe Gracht te Haarlem, dicht bij de Kruisstraat (Oost zijde). Jan van den Briel was, vermoedelijk te Dordrecht, ge boren op 13 Maart 1709 en al vrij jong naar Indië vertrokken, waar hij zijn fortuin maakte. Begonnen als boekhouder en scriba van het kantoor Decima in Japan, klom hij op tot resident van Japara (Java's N.O.kust) en suppoost van het Comptoir-generaal te Batavia. Na een diensttijd van 21 jaren verkreeg hij zijn ontslag en repatrieerde in 1753. Hij was in 1748 te Batavia gehuwd met Catharina Boddingius, geboren te Zierikzee op 27 October 1728, dochter van Nicolaas Boddingius en Johanna Baart en door deze verwant aan verscheidene vooraanstaande Vlissingsche families. Hun hu welijk bleef kinderloos. Van 1753-1770 woonden zij te Tricht, daarna te Haarlem, waar zij overleden. Jan van den Briel (1) Levensbijzonderheden zijn ontleend aan de inleiding van Mr A. P. van Schilfgaarde in de Bijdr. van Gelre, XLII.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1942 | | pagina 99