- 74 -
ten dienste derzelve niet geemployeerd kan worden, mits dat
dezelve van wege die geassocieerdens en voor reekening der
associatie van hier gehaald en getransporteerd worde
Behalve runderen werd op Middenduin ook een kudde
schapen gehoed, verzorgd 'naar de proefondervindelijk be-
weezen regelen van d'Aubenton, Anderson e.a.'. Overdag
werd deze kudde gehoed onder het opzicht van een herder,
terwijl men ze 's nachts in een gedeeltelijk overdekte schaaps
kooi bracht, ook al weer ter verkrijging van mest. De schapen
schenen zeer fijne wol te geven, terwijl wordt vermeld, dat het
vleesch smakelijker was, dan dat van dieren die op lagere
gronden werden geweid. In 1797 werden, ter verbetering van
het inlandsche ras, twee rammen en één ooi uit Spanje ge
ïmporteerd. Reeds omstreeks de eeuwwisseling moet de kudde
vrij groot geweest zijn, want men telde toen in het voorjaar
circa honderd lammeren.
De opbrengsten van de jaren 1801 tot en met 1806 lijken
niet ongunstig, doch stonden in geen verhouding tot de ex
cessieve kosten, die moesten worden gemaakt. In deze jaren
bracht de aardappelverbouw bijna f 1600,—, de roggeteelt
f 325>~ °P> terwijl op de kudde schapen een winst werd ge
maakt van 800,
Al in 1801 wordt weer overgegaan tot verkoop van een ge
deelte duingrond, nl. 3 morgen aan Mr Joan Graafland
Joansz., eigenaar van het buitenverblijf 'Duinzigt' (thans
Vaart-en-Duin) te Overveen. De beschikking over wat con
tanten was den Directeuren van Middenduin alleszins welkom.
Op 1 September 1806 gingen zij er toe over de jacht te ver
pachten op die gronden, die 'dor en wildernis' zijn, voor den
tijd van driejaren. (Slechts 28 morgen was in cultuur gebracht,
een grens, die nimmer is overschreden.) Pachter was Hendrik
van Zutphen, landmeter te Haarlem. In de voorwaarden van
het pachtcontract lezen we o.a.: 'De Pagter zal niet vermogen
in dezelve gronden te drijven, paarden, schapen, of ander vee,
maar integendeel moeten gedoogen, dat van wegens de Ver-
pagters in dezelve gronden worden gewijd, paarden, schapen
en ander vee, waar van den Pagter met zijn honden zig altijd op
eene distantie van honderd roeden zal moeten afhouden'. Aan
deze en nog meer bepalingen werd door vrij hooge boeten
ten profijte van Middenduin kracht bijgezet. Tot het doen van
bekeuringen waren opzichter en schaapherder 'gequalificeerd'.