zitter van het Scheidsgerecht van de Algemeene Vereeniging
van Bloembollencultuur, in zijn functies van Commissaris of
adviseur van verschillende belangrijke instellingen. Maar dan
toch bovenal blijven wij hem zien, ook nu zijn beeld in den
dood verflauwt, als advocaat.
Wij gaan hem niet verheerlijken, doch hebben met een
enkel woord te getuigen van dezen trouwen mensch, dat hij
op een voorname wijze het nobile officium heeft vervuld. Voor
hem gold, wanneer zijn bijstand werd ingeroepen, eerst de
mensch, daarna het vraagstuk en in de derde plaats pas de
belooning. Hij boette nooit persoonlijkheid in, hoe vele en
verschillende belangen hem werden toevertrouwd, omdat hij
zich nooit stelde tot slaaf daarvan, niet door baatzucht werd
geleid, in zijn eerlijkheid geen valschen schijn duldde. Wie
hem, in zijn werk, hebben gekend, zullen dit beamen; en, wie
hem niet hebben gekend, zal wellicht de beschouwing van zijn
hierbij geplaatste foto iets doen kennen. Het is vaak verwon
derlijk hoe in de moment-opname van een kiekje, toevallig
genomen voor een pas of persoonsbewijs, zooveel levendigheid
kan worden vastgelegd. En ook weer hier dat karakteristieke:
de aandachtig beschouwende blik van scherpe en toch zachte
oogen van een man, die (als weinigen) rustig kon luisteren,
maar die in den hoek van zijn wat scheeven, humoristischen
mond de rake reactie gereed houdt. Het typeert dezen voor-
treffelijken jurist, die helder (en kort!) zijn standpunt in de
rechtszaal onder woorden kon brengen, die in vergaderingen
op de juiste wijze en op het juiste oogenblik zijn gezag deed
gelden, die logisch zijn conclusiën en contracten stelde, en die
in de vertrouwelijke sfeer van zijn studeervertrek kon hooren
naar hen, die een beroep op hem deden, en die door zijn
rustigen raad en zijn zakelijke voorlichting velen inderdaad
ook heeft weten te helpen.
Uiterlijke eer of roem heeft Mr Vis niet gezocht, doch hem
is meer ten deel gevallen: het vertrouwen van wie recht zoeken
en van wie aan de rechts bedeeling arbeiden. De Haarlemsche
balie denkt aan hem terug als een ambtgenoot, die waarlijk
was confrère, en als een Deken, die waarlijk leiding gaf.
Ik zie hem gaan, den gang van vele goede jaren, door de
Zuider-Schoolsteeg den kortsten weg nemend naar het Paleis
van Justitie, of naar het kantoor op de Gedempte Oude
Gracht, waar zijn stap niet meer klinkt. F. van der Goot
- i8 -