jongen Doctor om met onvervaard en uiterst snelreageerend
enthousiasme af te gaan op het doel, dat hij meende te moeten
en te kunnen bereiken.
Dat deze krachtige natuur daarbij nog tijd had voor enkele
bestuursfuncties en organiseerend werk in de medische wereld,
dat hij als vraagbaak voor jongere collega's nooit teleurstelde,
wij kunnen het ons levendig voorstellen.
Wonderlijker is het, dat Dr Kuipers hiernaast de gelegen
heid vond zich te ontwikkelen tot een kunst-historicus en
kunstcriticus van beteekenis (zijn woning geleek welhaast een
museum van kerkelijke schilderkunst en sculptuur)nog won
derlijker, dat hij, vooral in zijn korte vacanties, bij wijze van
retraite, zelf subtiele teekeningen en schilderstukjes schiep.
Ook 'Haerlem' heeft van deze gaven mogen profiteeren. Op
bladzijde 115 van het Jaarboek 1942 lezen we in een artikel
van Mr A. S. Miedema over een nieuwe vondst van Dr
Kuipers betreffende de afbeelding van Hendrik Goltzius op
oude platen en schilderijen.
Heeft, zoo vragen wij ons tenslotte af, heeft deze superieure
mensch ook nog fouten gehad? Goddank wel! Hij bleef een
mensch in al zijn geweten zwakheid. Ware dit niet het geval
geweest, hoe had hij zijn medemensch zóó kunnen begrijpen,
hoe had hij dat kunnen geven als zielenarts, wat hij nu in
overvloed tijdens zijn kortstondig leven uitgestort heeft.
Wellicht is zijn grootste fout geweest, dat hij zijn mensche-
lijke zwakheid maskeerde en zelf heeft willen verwerken; het
verlichtende en versterkende van een biecht aan een goeden,
begrijpenden vriend heeft hij zich onthouden, hij was er de
man niet naar anderen met zijn nooden lastig te vallen, hij
wilde en kon alleen maar geven
Wij zullen Dr Kuipers niet meer in het stadsbeeld zien op
zijn motorfiets in leeren jas, een toonbeeld van energie, hij
zal niet meer langs ons, zijn vrienden, rijden, zijn schranderen
kop ons glunder toewendende onder jovialen groet, geen trap
pen naar ziekenkamers zal hij meer ophollen, niet meer in
stilte weldoen, maar toch geldt van hem in volle mate het
Schriftwoord: 'Hij zal leven, ook al is hij gestorven'.
C. Spoelder
- 32 -