het vinden van een oplossing in de vraagstukken, welke hij op
zijn weg ontmoette, was Gelinck trouwens een meester, daar
bij werd hij gesteund door een groote uitwendige kalmte en
rust. Al drong hij zich nimmer op den voorgrond, toch wist hij
met de bescheidenheid, welke hem kenmerkte, waar dit pas
gaf de leiding te nemen of te behouden en het nagestreefde
doel niet uit het oog te verliezen. Deze eigenschappen maakten
hem ook bijzonder geschikt als voorzitter van commissies,
waarbij zijn gemoedelijk woord, zijn zin voor humor en recht
vaardigheid en zijn kalmte scherpe conflicten meestal wisten
te vermijden.
Critiek is hem en den Dienst waartoe hij met hart en ziel
behoorde niet gespaard gebleven doch hij bleef rustig zijn
weg gaan in het philosofisch vertrouwen, dat na regen ook
wel weer zonneschijn verwacht mocht worden.
Veel steun heeft hij in zijn leven van zijn vrouw gehad, die
geheel met hem meeleefde. Op de buitenlandsche congressen
en bijeenkomsten was het echtpaar Gelinck dan ook mede
dank zij hun gemak van beweging en hun talenkennis zeer
gezien en wisten zij beiden ons land waardig en met gratie
te vertegenwoordigen.
Gelinck was een Waterstaatsingenieur van den ouden
stempel in de beste beteekenis van het woord, niet strevende
naar eigen gewin maar warm voelende voor de tradities van
het korps waartoe hij behoorde, zonder daarbij echter in con
servatisme, zelfoverschatting of gemis aan begrip en waar
deering voor het werk van anderen, buiten dat korps staande,
te vervallen.
Bijna 17 jaar, dus meer dan een derde van zijn diensttijd,
bracht Gelinck te Haarlem en later te Heemstede door; hij
leefde - voorzoover zijn drukke werkzaamheden dit toelieten -
zich aldaar geheel in en bleef er ook na zijn pensionneering
gevestigd. Zijn woning was bekend om de sfeer van onge
dwongen en gulle gastvrijheid welke daar heerschte.
In 1921 werd hij door Gedeputeerde Staten van Noord
holland benoemd tot lid van de z.g. Provinciale Kanalen-
commissie en in 1930 door den Gemeenteraad van Haarlem
tot lid, later tot ondervoorzitter van het Bestuur der Vereeni-
ging voor Nijverheidsonderwijs. Ook werd hij aldaar in 1931
opgenomen in de Rotaryclub en trad in het jaar 1936/37 als
voorzitter daarvan op.
- 25 -