- 37 -
onmiddellijke reactie op de lectuur van Huijgens' Zede
printen, welker puntigheid en kernachtigheid, beknoptheid
en scherpe typeering hem wonderwel bevielen, maar die hij
wist nimmer te kunnen evenaren. Copperfield lag hem na
aan 't hart; Pickwick vond hij een prul. Modernen kende hij
niet. Van Van Deijssel heeft hij nimmer een woord gelezen,
hoe goed hij hem kende en hoezeer hij zijn taal bewonderde
zijn spreektaal wel te verstaan. De keurige wijze waarop Al-
berdingk Thijm zijn zinnen formuleert, was hem, den taal
minnaar, een genot, de wijze waarop de meeste menschen
spreken en schrijven, een gruwel. De uitspraak was voor hem
het allerbelangrijkste. Wie Engelsch met een accent sprak - of
erger: wie z'n Nederlandsch niet zuiver intoneerde - was
volgens Nolst een man zonder toekomst. Het is het eerste
wat je treft, wanneer je iemand ontmoet en de eerste indruk
is blijvend. Leer op school de jongens hun taal zuiver uit te
spreken, dan heb je je plicht gedaan. Een slechte uitspraak
sluit alle deuren onherroepelijk voor je af, placht hij te zeggen.
Engelsche detectiveromans las hij graag. De intrigue vergat
hij onmiddellijk en daardoor kon hij telkens weer van 't span
nende verhaal genieten, waarbij hij steeds typische uitdruk
kingen en zegswijzen noteerde voor zijn schoolboekjes.
Dat taal vele emotioneele factoren bergt, dat taal levend is,
groeit en verandert, voelde Nolst slechts in beperkte mate.
Taalwetten hadden voor hem de wijding van het verhevene.
Velen hebben hem daarop aangevallen. Bestrijding was hem
steeds welkom, maar hun die 'Charivaria' schreven met de
toevoeging 'n'en déplaise Charivarius' of een dergelijke op
merking, ruimde hij een afzonderlijke rubriek in zijn weke-
lijksche lijst van zondaars in, onder het opschrift: De lafaards.
Het schrijven van cliché-termen en slordigheden als 'hij be
hoort tot een onzer grootste geleerden' was, meende hij, al
leen te wijten aan luiheid. Velen begrepen niet - of wilden
niet begrijpen - dat lang niet alles wat hij in zijn rubriek
signaleerde 'fout' is. 'In het teeken van', 'meemaken', 'wijzen
op' verfoeide hij alleen omdat deze woorden gedachteloos
worden neergepend, omdat ze steeds vervangen kunnen wor
den door andere uitdrukkingen, die pittiger, scherper, duide
lijker, juister zijn, niet omdat ze in strijd zijn met een regel.
En als goede schoolmeester hamerde hij steeds op hetzelfde
aambeeld. Het moet zoo zijn dat er, als je zoo'n woord wilt