- 46 -
BAKENESSEsteeg, tegenwoordig de Wijde Appelaarsteeg, met
nog een uitgang op de Bakenessergracht. Hieruit blijkt, dat
de heeren van Bakenes ook bezittingen hadden buiten Ba-
kenes. Schrevelius1 vergist zich, als hij zegt, dat de Bakenesser-
kamers voorheen op Bakenes stonden en later verplaatst zijn
naar de Wijde Appelaarsteeg. De bedoelde stichting op Ba
kenes was het O.L. Vrouwegasthuis2.
De stichtingsbrief van de Bakenesserkamers is thans ver
loren, maar was ten tijde van de Koning3 nog aanwezig,doch
reeds zoodanig vergaan, dat hij niet meer te ontcijferen viel.
Ampzing4 heeft hem echter nog wel gelezen en geeft zijn in
houd weer, waaruit blijkt, dat het een opdrachtbrief was, ge
passeerd voor Schepenen van Haarlem. Aan wie het hofje
echter werd opgedragen, vermeldt hij niet. Doorgaans werden
dergelijke stichtingen evenwel niet opgedragen aan particu
lieren, maar aan een of ander college, en Mr Enschedé, de
gemeente-archivaris, veronderstelt in 18615, dat de Bake
nesserkamers opgedragen werden aan de stedelijke regeering,
wat hij afleidt uit de bewoordingen van den stichtingsbrief van
het Hofje van Gratie van 1554, waarvan vast staat, dat het
aan de stad was opgedragen. Daarin immers wordt gezegd,
dat Burgemeesteren het zullen laten besturen 'in der manieren
als van onser Vrouwengasthuis int Sintjansstraat (het z.g.n.
Barbaragasthuis, ook een stedelijk eigendom) ende van Ba-
kenesser cameren geuseerd wordt'. Ampzing vermeldt ook nog
een vrijbrief van de stadsregeering van 1 Maart 1440/1, die
eveneens verloren is gegaan. Enschedé meent, dat dit pri
vilege bestond uit vrijdom van accijns en het recht, om van de
overleden verpleegden te erven.
Van het archief van het hofje, thans bewaard op het Ge
meente-archief, waaraan het in 1926 door de Regenten in
bruikleen werd gegeven, is, behalve de kasboeken-rekeningen
van 1587-1800, niet veel overgebleven. Doch de rekeningen
(1) Th. Schrevelius. Harlemias (Haarlem, 1754), blz. 33.
(2) In 1726 gecombineerd met het St. Anthoniegasthuis en in 1787 ver
plaatst naar het Klein Heiligland.
(3) C. de Koning. Tafereel der stad Haarlem, dl I (Haarlem, 1807),
bl. 229.
(4) S. Ampzing. Beschrijvinge en de lof der stad Haerlem (Haarlem, 1628),
blz. 411.
(5) A. J. Enschedé. Verslag over de geschiedenis en den eigendom van
eenige godshuizen (Haarlem, 1861), blz. 25.