de Nederlandsche Handel Maatschappij gedwongen heen te
gaan. In 1837 is de fabriek toen voortgezet onder de firma
Couvreur Hartogszoon Co., om een jaar later weer over
te gaan in de handen van de firma Jacobson Co., die haar
in 1842 weer aan de firma Prévinaire overdeed. De 'Phoenix'
is daarna nog tot 1887 in gebruik gebleven1.
Intussen heeft ook de Heer Poelman in zijn korte bezitstijd
het terrein nog uitgebreid. Wij vermeldden boven reeds dat er
naast en ten Noorden van het gebouw twee pakhuizen stonden,
die deel uitgemaakt hadden van een vroegere brouwerij 'den
Aker', waarvan het meest zuidelijk gelegene door Cornelia
Hodshon in 1822 was aangekocht en gesloopt. Het andere,
daarnaast gelegen, dat ook doorliep tot de Achterstraat, werd
op 21 Juli 1753 door de familie Koek voor 410,- verkocht
aan Frank Vermeer. Nadat het nog enige malen van eigenaar
verwisseld was, werd het op 5 October 1833 in publieke veiling
voor 830,- gekocht door Lambertus Sabelis Jr., steenhouwer
te Haarlem, die het twee jaar later op 30 Mei 1835 weer voor
2.200,- verkocht aan de Heer Poelman. Deze had tevoren
reeds van B. en W. van Haarlem vergunning weten te krijgen
het huis af te breken, en liet in de plaats daarvan in de Achter
straat een stal en aan het Spaarne een koetshuis bouwen, in de
plaats van de vroegere stal in de Achterstraat, die naar wij
zagen door van der Hoop was afgebroken. Volgens Allan2
werden deze stal en koetshuis na aanbesteding door
J, Reinders gebouwd voor 10.000,-. Zij schijnen slecht ge
bouwd te zijn; tenminste in 1868 verkeerden beide weder'in
zeer bouwvalligen staat', zodat men over afbraak dacht. Dit
is toen toch niet geschied; nadat een overdekte gang tussen
stal en koetshuis afgebroken was is men tot restauratie over
gegaan.
Het schijnt dat Poelman na zijn aftreden als fabrieksdirec
teur weer naar Gent is teruggegaan. Allan vermeldt althans
dat het huis na 1836 bewoond werd door C. Couvreur, zijn
opvolger in de firma. Daarna schijnt het een tijd leeg gestaan
te hebben. Maar toen kwam weldra opdagen wie sindsdien de
(1) Ik citeer deze bijzonderheden naar het artikel van Dr M. W. F.
Mansvelt, 'Iets over de Haarlemsche katoenfabrieken', in Eigen Haard
van 1924.
^2) F. Allan, Geschiedenis en beschrijving van Haarlem van de vroegste
tijden tot op deze dagen, IV, 1888.