nende Heer Poelman. De huizen aan de Achterstraat waren niet meer in deze koop begrepen1. In de vergadering van 4 Augustus, waarin tot aankoop be sloten werd, werd tevens een commissie benoemd om na te gaan, hoe het huis het best ingericht kon worden voor het onderbrengen van de verzamelingen van de Maatschappij, haar bibliotheek en archief, en tevens om als ambtswoning te dienen voor haar secretaris. Op haar voorstel werd besloten, de grote suite aan de Oostzijde van het gebouw op de eerste étage in te richten als museum. De verzamelingen werden nu met spoed uit de Houtstraat overgebracht naar het Spaarne, en op 2 April 1842 kon de Heer van Breda mededelen, dat het nieuwe museum ingericht en voor het publiek opengesteld was. Dit museum heeft nog tot 1866 bestaan; toen is het opge heven, daar het door verwaarlozing niet meer in een staat ver keerde, die de Maatschappij eer aandeed. Het archief en de bibliotheek werden ondergebracht op de bovenverdieping, ter wijl de rest van het huis aan de secretaris ter woon werden afgestaan. Vier secretarissen van de Maatschappij hebben zo het huis als hun ambtswoning bewoond: Prof. Dr J. G. S. van Breda van 1841 tot 1865, Prof. Dr E. H. von Baumhauer van 1865 tot 1885, Prof. Dr J. Bosscha van 1885 tot 1909, en Dr J. P. Lotsy van 1909 tot 1917. Deze laatste woonde in het huis ge durende de eerste wereldoorlog en moest toen o.a. door de ook in die jaren heersende kolennood aan den lijve ondervinden, dat het huis met zijn grote, grotendeels op het Noorden lig gende, kamers als modern woonhuis eigenlijk niet meer bruik baar was. Hij vroeg daarom ontheffing van de verplichting in het huis te wonen, wat hem in October 1917, voorlopig voor één jaar, werd toegestaan. Inmiddels was er voor het nu grotendeels leegstaande huis een gegadigde opgekomen in de persoon van de Minister van Waterstaat, die het huren wilde voor huisvesting van de juist opgerichte Rijks Geologi sche Dienst. In October 1918 werd het huurcontract gesloten; sindsdien is een groot gedeelte van het gebouw bij die Geolo- (1) In 1844 heeft de Heer Poelman aan de Maatschappij nog dé twee huizen en het onbebouwde terrein aan de Achterstraat voor 4.000,- te koop aangeboden. Men is daar niet op ingegaan, daar de prijs te hoog geacht werd. Dit is te betreuren: de Maatschappij had wellicht voor een betere bebouwing der achter haar huis gelegen terreinen kunnen waken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1948 | | pagina 95