5o
aan Dirck Joost(en) betaalde bedrag was dus 7 pond en
13 schellingen.
Met het nu tot 308 pond en 5 schellingen gestegen bedrag,
dat men tot nu toe had uitgegeven om de dorstige kelen van
Philips, zijn gevolg en de Haarlemse magistraat en geeste
lijkheid te laven, zijn wij nog niet 'au bout de notre vin'. Aan
Sybrant Matheusz. toch, 'deser stede wijnverlaeter' werd nog
een bedrag van 5 pond en 19 schellingen betaald 'ter cause
van zijne moyten ende oncosten, bij hem gehadtZo kreeg
hij b.v. 14 schellingen 'van deselve wijnen tot diversche plaet-
sen te doen sleepen', 24 schellingen en 9 penningen 'van de
selve wijnen te veriaeten, op (open) ende toe te slaen' en 12
penningen voor "t uijtdoen van de wijn van de prince ende
de coninginne, die van Leyden quam mette wijn deser stede'.
Uit de motivering van dit laatste bedrag kan men afleiden,
dat het gezelschap, dat blijkbaar over een schonen dorst be
schikte en wellicht bevreesd was, dat men in een land, dat zelf
geen wijn voortbracht, wel eens niet genoeg te drinken zou
kunnen vinden, ook nog wijn met zich voerde. Het aan Sybrant
Matheusz. verschuldigde bedrag werd evenwel weer ver
minderd met vier pond en 16 schellingen voor vier voeren
wijn, 'die hij aan hem (tot zich) genomen haaft (blijkbaar een
overgeschoten partijtje, dat men niet op had kunnen krijgen),
maar weer vermeerderd met dertien schellingen 'voor kelder-
huyer', zodat hij tenslotte 5 pond en 19 schellingen in handen
kreeg.
De volgende post heeft betrekking op 'zeker maeltyden, ge
houden in de kelder (van het stadhuis) bij den gerechte der t
selver stede in (bij gelegenheid van) de blijde incompste van
de prince'. Daarvoor werd aan Allyn van Leuwerden,' con-
cherge van der stede huijs' een bedrag van 8 pond en 5 schel
lingen betaald. Deze van Leuwerden zullen wij in de loop van
ons verhaal nog verscheidene keren tegenkomen: hij was
blijkbaar een soort veelzijdig onmisbaar en onbetaalbaar (en
daarom, gelijk wij zullen zien, soms ook onbetaald) stedelijk
factotum.
Dan volgt een tot in alle finesses gespecificeerd bedrag van
63 pond en 24 schellingen, dat voor het allergrootste deel was
uitgegeven aan fooien aan de bedienden van den prins en de
koningin, maar waarin toch ook begrepen was een bedrag van
21 schellingen voor een 'flueelen clockgen, daer de sloetelen
4