- 53 -
Aan een ander lid van de familie Van Lennep, Mr David
van Lennep, werd ten slotte op 21 Mei 1767 het Huis te Man
pad met aanhorigheden alsook de partijen over de Herenweg
voor 58.000,— verkocht en overgedragen door Debora
Elias, weduwe van Dirk van der Meer, een dame, die op
het z.g.n. Profetenkamertje halverwegen de trap (later om de
kleur van het behangsel het 'citroentje' geheten) vele domi
nees had ontvangen. In de transportbrief, verleden voor
Schout en Schepenen van de heerlijkheid Heemstede, luidt
de beschrijving van de hofstede als volgt:
'Een hoffstede genaamd het Huys te Mannepadt, met des-
zelfs huysinge, stallinge, koetshuysen, tuynmanswoning, met
alle de vaste behangsels en twee stuks schilderijen voor de
schoorsteen, zoo in de zaal als eetkamer, de twee levensgroote
hardsteen beelden met hunne pedestallen, staande in de cabi-
netten tegens de stallingen, mitsgaders de vaste persike en
druyve kassen en vaste broeybakken 'De hofstede was
blijkens het veilingsboek 17 morgen en 320 roeden groot,
waarbij nog niet gerekend waren het huis genaamd de Capel'
en enige andere latere aanwinsten.
In de 17de eeuw vormden de Van Lenneps een Doops
gezinde familie van zijdefabrikanten te Amsterdam. Zij
verwierven zich in de 18de eeuw, naast hun patriciërs
huizen in de stad, ook verschillende buitenplaatsen. Wij
zagen reeds, hoe Dirk van Lennep in het bezit was van de
hofstede 'Meer en Berg' te Heemstede, die van hem in 1732
gekocht werd door Petronella de Neufville, weduwe van
zijn neef Jacob van Lennep; van haar ging deze hofstede over
op haar oudste zoon Aernout van Lennep. Haar tweede zoon
Mr David van Lennep, geboren in 1721, had zich te Haarlem
gevestigd, waar hij op 18 Mei 1745 gehuwd was met een bur
gemeestersdochter, Margaretha Sylvius. Als buitenplaats
kocht hij op 11 September 1752 'Groenendaal' te Heemstede
aan; te Haarlem woonde hij in de Nieuwe Kruisstraat, thans
Kruisstraat 45, het mooie huis, waarin Bouw- en Woningtoe
zicht thans zetelt. Hij was bij zijn huwelijk tot de staatskerk
overgegaan, opdat hij zelf ook lid van de Haarlemse regering
zou kunnen worden, maar, hoewel hij in 1748 in de Vroed
schap werd opgenomen en in 1751, 1752 en 1757 Schepen is
geweest, bracht hij het in 1758 niet verder dan de onderste
plaats op de door de Vroedschap opgestelde voordracht voor