HAARLEMSE MONUMENTENZORG in de periode 1 november 195631 december 1957 Op 1 november 1956 werd de oprichting van een afdeling Monumentenzorg bij het bedrijf Openbare Werken der gemeente Haarlem een feit. Daar het tot augustus van het volgende jaar heeft geduurd voor de afdeling, wat personeel betreft, compleet was, vormde het eerste jaar van de Haar lemse monumentenzorg een aanloopperiode waarin van het verrichte werk nog weinig naar buiten kon blijken. Een tweede, moeilijker te nemen hindernis, vormt de 'bestedings beperking' die er toe geleid heeft, dat de geldmiddelen, van Rijkswege aan subsidie voor restauratie besteed, zodanig be perkt worden gehouden, dat het restauratiewerk, niet alleen in Haarlem maar in geheel Nederland dreigt te stagneren. De Rijkssubsidie immers beloopt in de regel 50% der zuivere restauratiekosten; een steun dus die moeilijk gemist kan worden. Te hopen is dat in de toekomst een oplossing voor deze financiële problemen kan worden gevonden! Maar genoeg van hindernissen. Een van de eerste vereisten waaraan de jonge afdeling had te voldoen was het bijeenbrengen van een documentatie van het Haarlemse monumentenbezit. Deze documentatie omvat vele aspecten: de monumentenlijst, foto's, afbeeldingen van vroegere toestanden van de gebouwen en historische gegevens. Met dankbaarheid maken wij melding van de hulp die het Gemeente-Archief daartoe bij voortduring verleent. Deze taak vereiste veel voorbereiding voordat met de uitvoering een begin kon worden gemaakt. Het betreft hier een werk, dat weliswaar nimmer geheel voltooid zal kunnen zijn, maar dat toch na enkele jaren in hoofdzaak zijn beslag gekregen kan hebben. Het aantal restauraties, dat in de betrokken periode gereed kwam is nog gering. Reeds vóór de oprichting van de afdeling was de restauratie van het Haarlemmeroliehuis, Spaarne 43 (arch. W. J. Peere boom) begonnen. Deze restauratie werd voortgezet, en kwam uitwendig gereed. Het inwendige, dat o.a. een zeer fraaie

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1957 | | pagina 118