76 Amsterdamse huwelijk zoeven ter sprake is gekomen. Welge legen wordt thans bewoond door mijn neef, mr. Cornelis van Lennep. Indien dit artikel door een volledige 'parenteel' werd ge volgd, zoals in mijn oorspronkelijke verhaal, zou men kunnen nagaan hoeveel nakomelingen van Appie en Ampie er nog in een wijde cirkel om Berkenrode zijn blijven wonen. Men zou dan tot de conclusie komen, dat daarin Quarlessen en Van Lennepen het trouwst zijn gebleven aan hun omgeving. Wie meer wil weten, kan met behulp van de geslachtsnamen, aan het genealogisch overzicht toegevoegd, een eind ver komen, maar menigmaal is de spreiding te groot om nog van het be leven van een familieband te kunnen spreken. Dat zou teveel gevergd zijn van ongeveer vijfhonderd levende nazaten, over een aantal provinciën verdeeld. Bij St. Hubert is dit anders. Daar weet nog de helft der broeders zich aan Appie en Ampie vermaagschapt. Vier van de zes leden van het tegenwoordige bestuur stammen van hen af; een vijfde is met een afstammeling getrouwd. Niemand kan zeggen, hoe lang die band nog zal worden gevoeld. Natuurlijk heeft in de levende generaties niet ieder evenveel overgenomen van de geest van Appie en Ampie, van het ongegeneerde van Berkenrode, of van de 'hartelijke onver schilligheid die de buurt lang heeft gekenmerkt, maar indien er geen mensen meer waren, die zich verbonden weten met het echtpaar aan de top van dit verhaal, zou ik het niet heb ben kunnen schrijven. Ik besef, dat het niet belangrijk is, maar een stukje 'petite histoire is het wel, of kan het worden in een tijd, waarin ver anderingen snel plaats vinden. Een ding is niet veranderd. De bossen van Berkenrode zijn, terwijl ik dit schrijf, weer wit van de sneeuwklokjes en in het voorjaar zingen er de nachtegalen en geurt er de azalea mollis! Aan struiken, die ouder zijn dan op enig ander buiten, mij bekend. Dat komt waarschijnlijk, omdat ze als hakhout be handeld worden! Voordat ze in bloei staan, vindt men onder hun takken de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1959 | | pagina 104