VAART-en-DUIN
Ds. Craandijk schrijft ergens1), doelend op Vaart-en-Duin:
In ons goede burgerlijke land kunnen zeer liefelijke plekjes soms
hoogst eenvoudige namen dragen. Hier is t een heerlijk helder
water, waarin de digt bijeengegroeide statige boomgroepen der
lustplaats zich spiegelen
Dat was in 1878. Driehonderd jaar tevoren, op het einde
der 16de eeuw, valt van die liefelijke bloei van het 19de
eeuwse Overveen nog niets te bespeuren. Armoede daaren
tegen was toen schering en inslag. Niet alleen oorlog en plun
dering waaronder ook de dorpen en het land rondom het
belegerde Haarlem hadden geleden, waren daaraan schuld,
maar tevens de omstandigheid dat in Tetterode 'de landen
hooch ende sandich en weinich vrucht voortbrengende'
waren. Op de overgang van de 16de naar de 17de eeuw ge
raakten bijna alle hoge landen of duinen ten zuidwesten van
het dorp Overveen uit handen van het adellijk geslacht
Bronckhorst. Opvolger werd het geslacht Ramp dat, reside
rend op de hofstad Rolland, er reeds belangrijke gedeelten
van bezat. Heer van Rolland was tijdens de eeuwwisseling
Frederik Ramp, die met afzanding is begonnen. In 1615 wordt
mr. Dire Ramp met Rolland c.a. beleend 2). Hij was burge
meester van Haarlem, en bezat tevens grond in het Volmeer-
gebied, waaronder Kraantje-Lek. Aan zijn duinen ten zuid
westen van en aansluitend tegen het dorp Overveen besteedt
hij grote kosten, maar zonder profijt mede door de zandver
stuivingen. Mr. Dire zet de zanderij door zijn voorganger be
gonnen, voort. De afvoer van het zand geschiedt per schuit
langs de bestaande zandvaart naar Haarlem, die toen onge
veer ter hoogte van het tegenwoordige huis 'Elswoutshoek',
met een scherpe bocht in noordelijke richting liep tot achter
het Overveense schoutshuis, waar zich nu de oude moestuin
van Belvédère bevindt. Aan het einde van deze vaart bevond
zich een grote langwerpige vijver, in vorm niet geheel onge-