99
waarop hij een stalgebouw met koetsierswoning deed neer
zetten7). Paarden waren nodig om de gemeenschap tussen stad
en buiten te onderhouden. In Amsterdam waren in de tweede
helft der eeuw op zeker ogenblik tussen de 40.000 en 50.000
luxe paarden in gebruik. Verder wordt de plaats gemoderni
seerd. Een hoge scheerhaag loopt aan de noordzijde langs de
Brouwersvaart, een veertig meter van de Hospesbrug af on
derbroken door een aan de rand van het water gebouwde
hoge stenen koepel. In de parken kwamen deze thans alge
meen voor, vooral langs het water. Men kon er naar de
scheepvaart kijken, gemakkelijk in de eigen boot stappen en
er zonder natte voeten te krijgen de hengelroede hanteren8).
Wanneer daartoe de mogelijkheid openstond, trachtte
Warin zijn waardevol bezit in Overveen uit te breiden of af te
ronden. Op 8 november 1759 vergroot hij Vaart-en-Duin
met 42 roeden tuingrond van Adriaan Seldenrijk gekocht.
Op 10 juni 1762 koopt hij van Jan de Burlet een stuk tuin
grond bij de Brouwerskolk, drie morgen groot. In 1769 trans
porteert Seldenrijks weduwe hem ruim één morgen weiland,
noordelijk langs Vaart-en-Duin gelegen, voor f. 2.400,—.
De gronden van het Brouwersgilde te Haarlem paalden
aan Vaart-en-Duin en op een klein gedeelte daarvan had
Warin zijn begerig oog geslagen. Onderhandelingen leidden
niet tot het gewenste resultaat, omdat Warin en zeker niet
ten onrechte meende door de brouwers sterk overvraagd te
worden. De zaak bleef enige tijd rusten, totdat Warin zich
schriftelijk tot het gilde wendde om andermaal te trachten
tot zijn doel te geraken. De behartiging van de belangen der
brouwers was toevertrouwd aan mr. Cornells Aarnout van
Brakel, schepen en raad van Haarlem. Sinds 1757 was hij
eigenaar van het Bloemendaalse Saxenburg, waartoe ook het
tegenwoordige Bloemendaalse Bos behoorde, naar hem wel
het Brakels Bos geheten.
Ten antwoord ontving Warin deze brief: