114
Het ganse personeel werd ondervraagd, doch niemand had
die nacht iets gemerkt. Alleen Jan Barend Honselaar, de tuin
baas, verklaarde 'dat hij op den 20 Juny voor den avond het
pad dat van het sluysje langs de sloot tot aan de huizing loopt
heeft geschoffelt, en des morgens daar aan volgende aldaar
gevonden heeft diverse voetstappen, staande visa versa, zijnde
van een uytneemende langte'.
Van de dader verder geen spoor. Gelet op de straf, die hem
stellig wachtte, was het weinig aanlokkelijk de anonimiteit
prijs te geven. Enige tijd tevoren toch waren in Overveen
twee vrouwen uit Amsterdam opgepakt. Zij hadden op de
Korte Zijlweg vóór Duinzigt twee natte lakens opgeraapt, die
daar van een blekerswagen waren afgevallen, en deze meege
nomen het duin in. Voor dit vergrijp waren ze gecorrigeerd
elk met een gevangenisstraf van zes jaren en bannissement uit
het gewest Holland voor de tijd van dertig jaren.
Mr. Graafland is begonnen van Duinzigt een buiten te ma
ken waar het voor een heer goed wonen was en hij heeft de
plaats tot aanzien gebracht onder de Overveense zomerver
blijven.
De raster van Duinzigt langs de Korte Zijlweg wordt ver
plaatst, een haag wordt er langs gepoot en met toestemming
van Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland laat mr.
Graafland het voetpad naar de Witte Blinkert, hiervoor reeds
genoemd (het verlengde in westelijke richting van het tegen
woordige Zandvoorterpad), dat door Duinzigt liep en waar
van een zeer gering gebruik werd gemaakt, verleggen, verder
van het huis af18)Daarnaast echter was hij wat men zou kun
nen noemen een duinspeculant een ook tegenwoordig nog
niet gans uitgestorven soort lieden die waar hij maar kon
in de omgeving stukjes duin en als het zo geviel ook weide- en
tuingrond, trachtte te bemachtigen in de hoop op betere tijden.
In de winter van 1802 overleed mevrouw Graafland te
Amsterdam. Na ruim twee jaar weduwnaar te zijn gebleven,
hertrouwde hij op 6 mei 1805 te Overveen met Johanna Clara
van de Poll, dochter van mr. Jan en Anna Maria Dedel, die
hem nog drie kinderen schonk. Met alle negen, om in kegel-