126
tussen 1761 en 1778 en in 1784 en 1785 bekleedde hij voor de
eerste maal het burgemeesterschap, waartoe hij daarna nog
geroepen werd in 1788, 1793 en 1794. Ondertussen had hij
ook tal van andere commissiën waargenomen als Gecommit
teerde ter Staten-Generaal in 1775, Gecommitteerde ter Dag
vaart in 1779, Commissaris van de Rekenkamer in 1783, van
de Bank van Lening in 1789, enz. Na de overwinning der
Patriotten in 1795 zien we hem echter niet meer in het open
baar optreden en hij sterft als ambteloos burger in zijn huis
in de Kruisstraat, waaruit hij op 18 juni 1810 in de Grote
Kerk begraven werd. In de laatste jaren van zijn Burgemees
terschap draagt hij de titel van Heer van Herwijnen; hij was
dus ook in het bezit van een heerlijkheid gekomen. Tevens
beschikte hij over een buitenverblijf, want op 2 maart 1771
kocht hij voor f 45.000,van de erven van Louis Boddens en
Jkvr. Abegael Boddens de hofstede 'Zuiderhout', die zich
toen uitstrekte van de Heemsteedse Binnenweg tot het Spaar-
ne 42. Zijn zoon uit het tweede huwelijk, Mr. GijsBERT André
Vermeulen, lid van de Gedeputeerde Staten van Noord-Hol
land en gehuwd met Jkvr. Johanna Louisa van Tets, stierf
op deze hofstede in 1824 zonder kinderen na te laten.
Het was zijn weduwe, genoemde Jkvr. Johanna Louisa
van Tets, die van haar schoonmoeder, vrouwe Elisabeth
Schoock, de weduwe van Jacobus Vermeulen, de huizen in
de Kruisstraat had geërfd, zoals blijkt uit een akte van 25
september 1833, gepasseerd voor notaris Jacob Scholting 43,
waarbij haar tweede echtgenoot, Joan Huydecoper van
Maersseveen, wonende te Amsterdam, aan de fabrikant
Thomas Wilson een huis aan de oostzijde van de Kruisstraat
bij de Smedestraat verkoopt voor f 4000,met daarnevens
gelegen erf en gebouw, te voren tot een fabriekshuis gediend
hebbende, vermoedelijk het gewezen pakhuis, dat in het
Volkstellingsregister van 1829 nog als pakhuis wordt ver
meld. Misschien is het 'fabriekshuis' wel in gebruik geweest
bij deze Thomas Wilson, de bekende Engelse fabrikant, die
op het tegenwoordige Wilsonsplein een katoendrukkerij heeft
gehad. Hij verklaart echter op 19 juli 1851 voor dezelfde