147
huisjes het daarvan scheidden. (Pas ongeveer honderd jaar
later zouden deze huisjes aan het bezit worden toegevoegd
door de toenmalige eigenaar, Pieter Teyler van der Hulst.
Ook op het gen. „ledich erve" stonden toen twee huisjes).
Door de overdracht van 1655 werd ook de naam van dit
particuliere, en als zodanig unieke hofje gewijzigd en werd het
voortaan Coymans-hofje genoemd.
In latere jaren, na de dood van de weduwe Coymans, kwa
men de bezittingen in de familie Wijmes, en door vereiving
in handen van Jan Kolder, een fabrikant van zijden stoffen.
Weer veranderde de naam van 't hofje, want Langendijk
vermeldt, dat het in de wandeling Koldershofje genoemd
werd.
Dan komen we bij 't jaar 1729, waarin de erven Kolder
het terrein met huizen voor 3485.car. gld. aan Pieter
Teyler verkopen. In een kohier van 1731 wordt gesproken
over: „Thofje van Coymans nu Pieter Tyler van der
Hulst". Hier is voor 't eerst sprake van Teylers hofje. Maar
hoe moeten we ons de toenmalige situatie voorstellen
Vóór 1729 is er wel iets veranderd op 't hofje, gezien de om
schrijving in de koopacte van 1729 en volgens mededelingen
uit 1750 van Pieter Langendijk, die in 1749 tot ge
schiedschrijver van Haarlem was aangesteld. Langendijk
bericht nl. in zijn onafgewerkte „Beschrijving van Haarlem
over het Koldershofje, dat het te niet is gegaan, en Jan
Kolder 1723) er enig werkvolk geplaatst en gereedschap
pen geborgen heeft. Ook Teyler heeft daartoe de huisjes
„geschikt". Wat blijkt nu echter bij bestudering van de koop-
acte van 1729 Het voor onze beschouwing belangrijke
deel luidt als volgt: „item negen huysen met hare erven,
staende en leggende voor het groote huys, rontsomme het
bleekvelt'
Hieruit blijkt, dat behalve het geheel of gedeeltelijk aan
zijn oorspronkelijke bestemming onttrokken oude hofje van
„ses huyskens", er rondom het bleekveld 3 nieuwe huisjes
bijgekomen zijn. Twee jaren later vermeldt het kohier, alge-
sloten 26 maart 1731: „Thofje van Coymans, nu Pieter