135
stroken verdeelt. Tot in de 20e eeuw heeft deze wetering
de functie van aanvoerkanaal vervuld voor het gemaal, dat
het water in het aanvankelijk naar het Spaarne, later naar de
Delft lopende „boezem-water" overhevelde. Dit „boezem
water" nu is de Heussensvaart.
Geven deze door Allan genoemde gebeurtenissen, het pro
ces van 1641 en de acte van 1652, eigenlijk niet meer dan een
feitelijk constateren van het bestaan van een polder, ook in
het archief van Rijnland bevinden zich geen stukken, die het
moment van oprichten exact laten bepalen. Wel kan men uit
zich daar bevindende stukken over vele in de eerste helft
van de 17e eeuw gevoerde processen m.b t. bestuur en grens
bepaling van de polder afleiden, dat er in die jaren nogal wat
kwesties rezen, hetgeen bij een veel vroegere tot standkoming
niet het geval zou zijn geweest14.
In een „proces communicatoir", gevoerd in 1664 tegen
Albertus C. v.d. Hoogh en Jacques Crommelingh, ingelanden,
staat vermeld: „Daniël de Keyser, schout van Schooten en
Aeckendam, mitsgaders oude molenmeester van Schooter-
veenpolder, gelegen ten dele onder vrijdom van Haarlem
en ten dele onder Schooten en Aeckendam in de jurisdictie
van Brederode, dat so lange de voorss. polder is geweest,
sijnde omtrent de tijd van 16 jaar, tot deze jaere 1664 in
clusieve 15. Hieruit zou blijken dat de polder dateert
van ongeveer 1648, wat echter weer in tegenspraak is met het
door Allan genoemde proces in 1641. Bovendien bevinden
zich in Rijnlands-archief stukken over bestuur, rekeningen en
„landen in de Schoterveenpolder", welke beginnen in het
jaar 1630 16.
Op grond van deze, overigens slechts oppervlakkige onder
zoekingen, kan over het jaar van ontstaan vooralsnog niets
met zekerheid vastgesteld worden.
Wat zou de aanleiding geweest kunnen zijn, dat men tot
poldervorming dat is afsluiting van een bepaald gebied
voorzover het water betreft overging? Allan zoekt dit bij
de blekers: het keren en buitensluiten van het vuile water 17,
dat hier zoals we gezien hebben inderdaad in overvloed