63
ten dien einde zich gaarne van een gemakkelijk gebouw wilde
voorzien", vroeg hij aan de Stad vergunning om de richting-
lijnen van sommige lanen te mogen veranderen en met de
voorkant van het te stichten gebouw op de bestaande weg
wat te mogen vooruitspringen.
Bij resolutie van 12 november 1785 werd aan Hope ver
gund met het door hem te stichten gebouw (d.w.z. met de
schuine opritten naar het verhoogde terras daarvoor) 32
voeten 10,05 meter) uit te springen op de Laan, ten zuiden
strekkende van de Dreef tot aan de Kleine Houtweg.
Niettegenstaande de zeer goede verstandhouding met Hope
maakte Joh. Enschedé Iz. er bezwaar tegen, dat het uitzicht
van zijn woning „Middenhout" op zij naar de Dreef zou
worden weggenomen door het op de Laan uitspringen van het
door Hope naast zijn woning te stichten nieuwe gebouw. Aan
deze bezwaren werd in zoverre tegemoet gekomen, dat de
haast rechte hoeken van de schuine opritten voor het gebouw
van Hope, zoals deze op het oorspronkelijk grondplan4.
stonden aangegeven, belangrijk naar achteren werden afge
schuind.
De bouw van het „Huis van Hope", in 1786 begonnen, was
in 1788 gereed. De grote voorvleugel van het gebouw met de
hoge zalen, bestemd voor de tentoonstelling van de vele
kunstschatten van Hope, was verrezen op de plaats van de
voormalige buitenverblijven „Hout en Baan" en „Ouden
Hout". De zijvleugel langs de Dreef strekte zich met het
noordelijk uiteinde uit tot op het terrein van de voormalige
„hofstede" Welgelegen. Een grote stal voor 24 paarden met
koetshuis en koetsierswoning, gebouwd tegen de thans nog
bestaande woning „Dreeflust", was door een muur langs de
Dreef aan het hoofdgebouw verbonden.
Tegenover de verfijnde elegantie en weidse paviljoenen in
het buitenland, stelde ons land in het algemeen uiterst be
heerste, nuchtere baksteenconstructies, sober met ornament-
werk versierd.
Hoezeer werden dan ook de eenvoudige buitenverblijven