12
lazzo Venezia, waar hij veel naar levend model werkte, en
waar hij ook de zeer begaafde Hollandse beeldhouwster
Julia Mynssen leerde kennen aan wie (als eerste vrouw in
Europa) in Amsterdam ook de Prix de Rome was toegekend,
en die eveneens een atelier had in het Palazzo Venezia. In
1900 werd het huwelijk van deze twee kunstenaars te Am
sterdam voltrokken, waarna zij zich te Scheveningen ves
tigden. In 1904 betrokken zij het voor hen met twee ateliers
gebouwde huis in Aerdenhout, en van daaruit maakten zij
ook vele studiereizen, eerst tot 1910 meestal aan de Dal-
matische kust met als middelpunt Ragusa.
Na dat jaar begonnen zijn zwerftochten op de wereld
zeeën meestal op vrachtschepen waar hij vriendschap sloot
met officieren en bemanningen.
In 1914 bezocht hij het voormalige Nederlandsch Oost-
Indië, waar hij o.a. aan de Zuidkust van Java prachtige
studies maakte. In 1926 en 1936 ging het naar de West,
terwijl hij na de tweede wereldoorlog van de Regeering
vergunning kreeg voor een studiereis op H.M.'s Johan
Maurits van Nassau en daarna nog een drietal reizen op het
weerschip „Cirrus".
In 1950 was Mendlik weer op de Atlantische Oceaan en
de Kon. Ned. Stoomboot Mij. bracht hem later nog eens
op een reis via de Middellandsche Zee naar de Zwarte Zee.
Thuis werden al de studies in waterverf, crayon en olieverf
omgezet in de machtige schilderijen van zeeën, golven en
landschappen in kleuren die ons Nederlanders, gewend aan
de koele kleuren van onze grote schilders van de 17de eeuw en
van de Haagsche School, wel eens als zeer gewaagd voor
komen, maar die de kenners van de zee, reeders en zeelieden
toch herkennen als de machtigste wedergave van het element
waardoor Nederland groot werd. Wij missen in Oscar
Mendlik een groot schilder en een goeden vriend.
F. Teding van Berkhout