36 maar stelt deze overdracht in 1608. Inderdaad is de stads regering in juni 1581 begonnen met de verkoop van de goe deren van het voormalige Witte Herenconvent aan parti culieren, maar het waren toen nog niet de Lutheranen, die daarbij eigenaren werden. Wel is zeker, dat de in 1613 aangekochte goederen in de Witte Herenstraat tot de bezit tingen van genoemd klooster hadden behoord. Het klooster der Witte Heren, gelegen tussen Witte Heren straat, Magdalenastraat en Kinderhuisvest, was oorspronke lijk een in het midden der 15de eeuw gesticht Franciscaner klooster, gewijd aan de H. Antonius en, wegens de grote tuin of boomgaard in het midden, Antonishof of St. Antonie's boomgaard geheten. In 1484 is dit convent, toenmaals be woond door reguliere kanunniken, mede op verzoek van de stadsregering, door de abt van Mariënwaard opgenomen in de orde der Premonstreiten, welke overgang door de hoogste gezagsdragers in deze orde in 1485 bekrachtigd werd. De kloosterlingen, die om hun witte kledij „Witte Heren" genoemd, bleken echter niet smetteloos van levenswandel te zijn en bovendien zó gering in aantal, dat de stad Haarlem pogingen in het werk stelde om hun convent in bezit te krijgen. Men wilde, dat de gasthuismeesters van het St. Elisabeths gasthuis in dit klooster een pesthuis zouden vestigen en alle schulden, met de goederen van het convent, zouden overnemen. De overdracht van deze bezittingen, waaruit aan de kloosterlingen een pensioen zou worden uitbetaald, is met toestemming van de toenmalige abt van Mariënwaard tot stand gekomen, maar verkreeg nooit bekrachtiging van hogerhand, zodat naderhand, toen het pesthuis aldaar reeds gevestigd was en de kloosterlingen elders in de stad hun pen sioen genoten, een latere abt bezwaar maakte tegen deze ontwikkeling. Het geschil werd in 1563 bijgelegd onder conditie, dat het Gasthuis alle goederen van het klooster mocht behouden behalve de gebouwen van het convent en de zich daarin bevindende roerende bezittingen. De abt zou een proost in het convent laten wonen, aan wie het Gasthuis een jaarlijks bedrag voor het onderhoud moest uitbetalen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1963 | | pagina 38