37
Maar ook hiermede waren de moeilijkheden nog niet van
de baan. De proost Jan Lap vooral was een lastig heer, die
niet alleen allerlei eisen deed wegens verloren gegane kerke
lijke sieraden, maar ook de geldigheid van de overeenkomst
van 1563 ontkende en alle vroegere bezittingen van het
convent terugvorderde. Dit liep uit op een proces voor het
Hof van Holland, waarbij het Gasthuis veroordeeld werd tot
een uitkering aan de proost voor het doen van de nodige
reparatiën.
Echter nog meer moeilijkheden deden zich voor, vooral
toen, na de brand van 1576, waarbij ook het Gasthuis, toen
maals gelegen tussen Grote Houtstraat, Verwulft en Koning
straat, geheel verwoest werd, van uitkeringen aan de proost
geen sprake meer kon zijn. Het besluit van de Staten van
Holland van 25 mei 1577 om aan de stad Haarlem, als vergoe
ding voor de schade gedurende het beleg geleden, alle ker
kelijke goederen te gunnen, bracht evenwel grote verandering.
De stad legde beslag op het klooster en zond de proost naar
Mariënwaard terug.
Op 12 juni 1581 werd een begin gemaakt met de verkoop
van de gebouwen en erven van het voormalige klooster, ge
legen aan Witte Herenstraat, Magdalenastraat en Stadsvest,
voor kustingsbrieven, die tezamen een jaarlijkse rente van
182 pnd. 6 st. opbrachten 10.
De verkochte partijen waren 16 in getal, waarvan de eerste
9 gelegen waren in de Witte Herenstraat (nr. 9 op de hoek
van Witte Herenstraat en Magdalenastraat), de nrs. 1012
in de Magdalenastraat en nrs. 1316 aan de Stadsvest,
thans Kinderhuisvest, waarvan nr. 16, de meest zuidelijke,
de gewezen proostdij was.
Het in 1613 door Jan Pompe van Symon Jansz. Bus-
schaert aangekochte perceel moet een deel geweest zijn van
partij nr. 1, op 12 juni 1581 verkocht aan Jacob Steyn
Augusteyns tegen een jaarlijkse losrente van 19 gld. 10 st.
voor de stad en bevattende een huizinge met boomgaard.
Uit de belendingen is op te maken, dat deze boomgaard wel
haast het gehele onbebouwde middenstuk moet hebben uit-