44
dergelijke tweebeukige kerk 24. Toen men op het eind van
de 18de eeuw behalve restauratie ook verbouwing van de
Lutherse kerk ging overwegen, was één der wensen, dat de
pilaren, welke recht tegenover de preekstoel stonden, zouden
worden weggenomen. Hiermede zullen de pilaren bedoeld
zijn, die de moerbalk in de samenkomst van beide gewelven
stutten. De overlevering, dat deze pilaren gemaakt zouden
zijn van bomen, die voor de bouw der kerk door koning
Gustaaf Adolf van Zweden geschonken waren, lijkt echter
zeer apocrief. In 1614 was hij nog eerst kort aan de regering
en in vele oorlogen verwikkeld, terwijl er geen enkele reden
was, waarom hij toen de Haarlemse kerk zou hebben be
dacht; de verbouwing van 1647 viel lang na zijn overlijden
(1632).
Aangezien de preekstoel aanvankelijk in het midden van de
zuidwand van de kerk heeft gestaan, zoals uit de betimmering
aldaar is gebleken, is het te begrijpen, dat sommige van deze
pilaren een beletsel waren om de predikant goed te horen
en te zien. Ook uit de plaats van de preekstoel zou men kunnen
besluiten, dat hierin de toestand van een gewezen Rooms-Ka-
tholieke kerk was overgenomen, wat wel mogelijk was voor
een Lutherse kerk, waar ook het altaar, naast de kansel,
nog een zekere plaats innam als Avondmaalstafel en als
plaats voor het uitspreken der gebeden en zegeningen en
het voorlezen der Schriftgedeelten 25.
Behalve verbouwd is de kerk in 1647 ook verfraaid. Uit deze
tijd zal ook wel gerekend moeten worden het geschenk van
de Lutherse gemeente van 's Gravenhage, bestaande uit een
kerkeglas met wapen, „zijnde onses consistorii cachet",
waarop deze gemeente zinspeelt in een brief van 8 november
1665 26, wanneer zij die van Haarlem vraagt om haar met een
dergelijk geschenk te vereren voor haar toen vergrote kerk.
Verder spreekt de aankoop van de nieuwe kroon, hierboven
vermeld, van behoefte om ook het inwendige van de kerk te
versieren.
Op 18 april 1648 kocht de Lutherse gemeente te Haarlem
voor 1600 Car. gld. nog een huis met grote, schone tuin aan