EEN HAARLEMS RAADSEL:
WAAR LAG HET
LAZARISTENKLOOSTER?
Er zijn in de geschiedenis van Haarlem vele vraagstukken,
waaraan moderne historici hun aandacht hebben besteed.
Men denke hierbij aan de kwestie van de uitvinding van de
boekdrukkunst, de figuren van Kenau Simonsdr. Hasselaer
en Jan de Lapper. Toch stoot men nog geregeld op raadsels,
waarvan ik er één tot een oplossing hoop te brengen.
Het gaat om het volgende: Allan twijfelt in het eerste deel
van zijn bekende „Geschiedenis en beschrijving van Haar
lem", of de Bank van Lening in de Kleine Houtstraat een
klooster is geweest, zoals wel wordt verondersteld h De Stad
heeft dit gebouw immers in 1662 gekocht. Als het tot de
geestelijke goederen behoord had, zou het reeds eerder
(1581) aan de Stad zijn gekomen. Immers in dat jaar gaven
de Staten van Holland deze aan Haarlem als schadevergoe
ding voor het beleg. Men is geneigd hem te geloven.
De opmerkzame lezer zal het echter opvallen, dat C. J. Gon-
net in het tweede deel van hetzelfde werk op vrij losse gronden
aanneemt dat bedoeld klooster het Lazaristenklooster geweest
zou zijn, dat Willem van Egmond in 1307 stichtte 2. De zaak
wordt nog gecompliceerder, als Gonnet vervolgens volhoudt,
dat dezelfde Willem van Egmond in 1311 het Tempelieren
klooster buiten de Grote Houtpoort stichtte, waaraan de
Tempeliersstraat zijn naam dankt. Men voelt dat hier iets
niet klopt.
Samuel Ampzing in het begin der 17de eeuw spreekt
alleen over de Tempelieren, die dicht bij de Stad in de Hout
verbleven en bij hun opheffing naar de Orde van St. Jan
overgingen 3. Schrevelius geeft even later hetzelfde verhaal 4
evenals in de 18de eeuw Van Oosten de Bruijn 5, welke laatste
zich op de kroniek van Wilhelmus Procurator beroept. Geen van
hen noemt de Lazaristen, en er is dus telkens sprake van één