99
schijnlijk omdat het klassieke talen onderwijs veelal oudtijds
op de universiteiten had thuis behoord. Want zowel in de
„exacte vakken" als in de moderne talen was, althans in die
dagen, het H.B.S.-onderricht hoger. In die talen moesten toen
op het eindexamen vrije opstellen worden gemaakt.
Vooral in die vroegere tijd voelden de gymnasium-knaapjes
het gewicht van hun hoger onderwijs, op het knusse Prinsen
hofpleintje stonden de gymnasiasten en de H.B.S.-sers ge
scheiden te lummelen. Buiten de schoolbuurt was dat wel
anders, zij voetbalden samen in de H.F.C. en in de donkere
avonduren placht er nog wel eens een van mijn gymnasium
vriendjes naar mijn huis te sluipen voor hulp bij zijn sommen.
Hun H.O.-trots vermocht dat niet te knotten, slechte
wiskunde-kennis leek hun veeleer juist een teken van dat
hoger-zijn, zij gingen er wel eens prat op.
Toch had het H.B.S.-vulgus een stille eerbied voor die
school die toen nog totaal onontbeerlijk was voor het behalen
van welke doctorsgraad dan ook. Ook onze eigen leraren met
die graad kwamen er vandaan.
De leraren
Niet alleen Nolst Trenité, maar ook de andere leraren
zullen, veel scherper nog dan dat vrolijke, onbezorgde
scholier en volkje dat wij toen waren, wel hebben waargeno
men dat zij in een soort tochtige ruïne zaten les te geven maar
zij waren er, zo naar mijn herinnering ook al niets minder
opgewekt of optimistisch onder.
Het was, geloof ik een meesterlijke verzameling van leer
krachten, de Haarlemse H.B.S. had over het gehele land een
grote reputatie als een bij uitstek goede middelbare school.
Het werd ons als leerlingen in die jaren al verteld, het zeer
grote aantal z.g. „indische jongens" werd daarmee verklaard
en wij waren in stilte trots op onze school.
Onze leraren vonden wij grotendeels bejaarde, ernstige
mannen, maar ik denk dat de oorzaak daarvan was dat de
jeugd in die dagen op gans andere wijze de oudere generaties
bekeek dan tegenwoordig.