121
straat hadden, meen ik, altijd zulke, al of niet Indische
„paying guests". Bij Euytel hoorde dat weer helemaal in het
economische schema. Een dame uit die kringen heeft me
later eens toevertrouwd dat er voor zo'n jongen toen 1000.
's jaars werd betaald en dat, wanneer men er op die manier een
drietal had, daar ook weer ƒ1000.- van „overbleel Mis
schien moest daarvoor dan af en toe ook wel enig school
toezicht worden verstrekt.
Als leerling kun je je natuurlijk gemakkelijk vergissen in de
kijk die je meent te hebben op die leraren en ik geef mijn
mening uit die dagen dan ook voor wat ze waard is. Maar ik
verbeeldde me altijd dat Tuytel, misschien meer nog dan
Zuidema, een echte liefhebber was van de literatuur waarin
hij les gaf. Zijn praten erover was althans anders, met meer
enthousiasme. Dat praten ging met een hees, ietwat droog
stemgeluid, dat waarschijnlijk in combinatie met zijn uiter
lijke verschijning, hem geholpen heeft aan de bijnaam
„schar". Er waren overmoedige knapen die zover gingen dat
ze in het gemeenschappelijk gepleegde taalboekje de auteurs
aanduiding op de titelpagina hadden doorgehaald en ver
vangen door: Schar en Taks, een driest waagstuk met het oog
op onverwachte controle van de boekjes.
Scholierendeugd en ondeugd
Wat er aan ondeugendheid en nalatigheid op die oude
H.B.S. werd bedreven, kwam praktisch altijd voor rekening
van de jongens, dat blijkt overal uit dit verhaal. De meisjes
waren veel braver en werkten ook plichtmatiger. Zij waren
niet knapper, zeker niet in de exacte vakken, want zij sukkelden
nogal erg met stereometrie, mechanica, chemie en vooral met
beschrijvende meetkunde.
De natuur zorgt altijd voor compensatie en in het schrijven
van opstellen waren zij ons jongens, over het geheel genomen,
de baas. Onze stukken waren, zo luidde het leraarsoordeel,
meestal inhoudloos en goede stijl was als regel ver te zoeken.
Wij wisten ook nooit, zoals we dat in ons eigen taaltje uit
drukten, wat we in zo'n schoolopstel „bij elkaar moesten