van de beide tekenmannen, hij gaf er in de hoogste klassen nog lijntekenen bij. Hij was een stuk jonger en ook veel meer een soort geweldenaar die, als dat zo in zijn kraam te pas kwam ons, jongens, links en rechts om de oren gaf. Ondervond zijn collega veel tegenstand in het onderwijs omdat handtekenen typisch een bezigheid is waaromtrent „men" veelal van zich zelf een vastgeroest maar vals begrip schijnt te kunnen koes teren er geen talent voor te bezitten, bij Herman J. hield zulk een argumentatie minder gemakkelijk stand. Trouwens bij het rechtlijnig tekenen, lijntjes maken dus volgens plan met passers, linialen, tekenhaken en gradenbogen, kon geen leerling er onder uit met alle ernst en vlijt mee te doen. Herman J. verstond beter de kunst te boeien en het iedere onwillige waar te maken dat het met zijn talent en aanleg toch nog wel meeviel. Lijntekenen was uiteraard een gewichtig vak vóór verder-studerenden met name de toekomstige Delftenaren en Herman J. deed dan ook dienovereenkomstig gewichtig over zijn afdeling. Alhoewel de wettelijke bevoegdheden niet zo veel uiteen gelopen zullen hebben, maakte Herman J. duidelijk de indruk van een hoger niveau man dan Vogelsang, hij was trouwens ook directeur van de toenmalige Burgeravondschool, terwijl de ander, naar ik meen, ook als tekenleraar aan een dergelijke school verbonden was. Simon Martin Mens sana in corpore sano is een eeuwenoud devies en de zorg voor die „corpore sano" was op die oude H.B.S. toe vertrouwd aan Simon Martin, de tweede zoon van de man die een paar generaties in Haarlem zowel in het dansen als in de gymnastiek is voorgegaan en die toentertijd als de autori teit op dat gebied gold, t.w. J. G. Martin Senior. Simon was een forse, welgebouwde man, wat ouderwets streng, die naar het voorbeeld van zijn illustre vader, alhoewel in mildere mate, er niet voor terugdeinsde wel eens van de stok gebruik te maken om op z'n oud-hollands orde te bewaren en onge lukken te voorkomen. Wie aan een werktuig opererend zo

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1964 | | pagina 161