24
gemeente en jarenlang was hij voorzitter van een groep, die
merendeels bestond uit mensen, die hem in de boven
genoemde jongeren bond hadden meegemaakt.
Hij werd ook hier geroepen tot het lidmaatschap van de
kerkeraad en nam al spoedig een dominerende plaats in in de
bouwcommissie, waarin hij met een schema van restauraties
kwam, die hem noodzakelijk leken. Ook daarvan is veel uit
gevoerd.
Herman Deinum is Haarlemmer geworden. Hij hield van
deze stad en hij heeft de stad gediend op een bijzondere wijze.
Dat zou gebleken zijn bij het jubileum, dat hij in september
1964 had zullen vieren. Dat is gebleken uit de vele, wel
gemeende woorden, gesproken op de dag van zijn begrafenis,
nadat in de ochtend velen hem een laatste groet hadden ge
bracht in de hal van zijn schouwburg, op de plek, waar hij
als de charmante gastheer avond aan avond zijn gasten had
ontvangen.
Daar heeft hij in de laatste levensjaren de reserve zijner
krachten aangesproken.
In zijn gastvrije woning aan het Hasselaersplein waren die
laatste jaren vervuld van een zorgzaamheid om en een liefde
tot haar, wier levensweg zich had gevoegd bij de zijne; daar
werd hij door liefde en zorg omringd.
Als Haarlem, als de Doopsgezinde Broederschap het gemis
voelt van deze dieplevende mens, hoeveel te meer zij, die
alleen achterbleef.
Maar voor allen blijft er het weten, dat Herman Deinum
geploegd heeft op de levensakker, dat hij gezaaid heeft, en
dat het gezaaide vrucht draagt. En dit weten is troostrijk.
C. P. Hoekema