91
we in het oude gebouw terecht en op die manier maakten wij
ook kennis met die uit stoffige hokken en gangen samengestel
de doolhof. Schooljongens kunnen wel tegen een stootje en
het was ook zeker niet zó, dat wij leerlingen aanstoot namen
aan die armzalige toestand of dat wij er ook maar enigszins
onder gebukt gingen. Het aanpassingsvermogen van de jeugd
is niet gering en het is dan ook zelfs wel zeker dat wij veeleer
op verschillende manieren trachtten te profiteren van een
schoolinrichting die een goed overzicht en een enigszins vol
maakte gezagsuitoefening, zacht gezegd, bemoeilijkte.
Erger was deze toestand voor het corps van leraren die
voor degezagsuitoefening verantwoordelijk waren en tot
wier taak het behoorde op zo velerlei zaken toezicht te houden.
Zij zaten in feite opgescheept met allerlei simpele huishoude
lijke bewoningsproblemen zoals ventilatie, verlichting en
verwarming, drie onderdelen die in een modern school
gebouw aan de leerkrachten nimmer ook maar enige be
moeienis geven.
De bijzondere aard van het gebouwencomplex speelde
hierbij parten. De gestadige uitbreiding had er een soort
veelvraat van gemaakt die ter voorziening in de ruimtenood
steeds bezig was alles om zich heen op te slokken. Behalve de
reeds genoemde rechtervleugel, de oude directeurswoning,
was er ook in de loop der jaren aan de andere kant een woon
huis bijgetrokken. Dat alles was bij het hoofdgebouw inge
voegd waarbij het verschil in verdiepingsniveau's ook hier,
zoals altijd in zulke gevallen, geleid had tot allerlei kleine
trappetjes en gangetjes. De omwerking van woonhuisvertiek-
ken tot schoollokalen was natuurlijk ook niet overal even goed
geslaagd. Wij hebben op die manier les gehad in min of meer
vriendelijke tuinkamers met gezellige openslaande deuren,
salons, woon- en slaapkamers waarvan de afmetingen zich
niet dan zeer moeilijk lieten aanpassen aan wat er nodig was
voor het onderbrengen van de vroegere onbehouwen school
banken. Ik herinner me gezeten te hebben in een pijpela-
achtig vertrek met vijf rijen banken waarvan elke rij niet
meer dan twee twee-persoonsbanken telde. De lichtvoor-