95
Donker en Sturing waren meer van de driftige soort. Vooral
Sturing, misschien wat vreemd voor zo'n natuurminnaar,
ging nogal eens erg te keer en smeet dan soms in zijn blinde
woede een doosje „Kroontjespennen" door de klas. Zo'n op
luchting gevende uitbarsting kon hij zich veroorloven. „Raap
op", liet hij er meteen op volgen en wij moesten aan het werk
al die pennen weer bij elkaar te grabbelen.
Kalm en bedachtzaam was ook het hoofd
H. M. Hubregtse
Zeker zo goed als Eikelenboom was hij een man de moeite
waard om in het bijzonder aandacht aan te wijden. Toekom
stige generaties zullen het nog wel eens te beleven krijgen dat er
elementaire onderwijsinrichtingen verrijzen aan het hoofd
waarvap academisch gevormde en betitelde geleerden zullen
worden aangesteld, al was het maar in de pedagogiek b.v., om
de jeugd eindelijk eens met zachte takt te leren hoe ze moeten
werken en om ze een tikkeltje rechtschapen politiek begrip en
scholing te geven, als we eenmaal zo eensgezind en verstandig
zullen geworden zijn onze neigingen tot partijversplinteringen
aan banden te leggen.
Maar in Hupie's tijd was dat zeker allemaal nog wel erg ver
af. Toch zouden we het alleszins normaal hebben gevonden
als ons enigszins professoraal uitziend hoofd van destijds de
drager was geweest van de een of andere academische onder
scheiding. Hij had er alle allures van. Leraren en onderwijzers
zijn als mede-opvoeders van de jeugd altijd uiterst belangrijke
leden van de maatschappij geweest maar in die dagen was de
beloning daarmede niet helemaal in overeenstemming. Er wa
ren toentertijd hier en daar nog wel „kale onderwijzers". Bij
Hupie, met uitzondering van zijn schedel, niets van zulke
kaalheid. Integendeel, zijn onberispelijke jaquet-costuum en
fonkelende gouden bril gaven hem het stempel van een zekere
deftigheid. Ik noemde in de aanvang van dit stuk zijn school
het voorportaal van de H.B.S. en Gymnasium, die hoofdge
bouwen op Haarlems onderwijsgebied omstreeks 1900. Hupie
was een waardig pendant van mannen als Dr. Garrer en voor-