122
zeekanaal gegraven, waardoor de geul, die vóórdien rechtuit
naar het vaarwater van het Y liep, verloren ging. De scheep
vaart moest, toen de zij kanalen nog niet alle gereed waren,
de vaargeul nemen, die langs de Boezemsluis, Woerder- en
Kolksluis naar de Grote sluis liep, en vandaar naar het Y.
De scheepvaart door de Kleine sluis ging vooral sedert 1871
sterk achteruit, hetgeen blijkt uit de opbrengst der sluisgel-
den. Alleen van dat jaar af had Rijnland een overzicht van
de opbrengsten, want tot 1871 werd de sluiswachtersbetrek
king steeds verpacht. De opzichter van Rijnland te Spaarn-
dam, G. A. de Geus, stelde het college van hoogheemraden
voor de Kleine sluis voor de scheepvaart te sluiten18. Het col
lege ging met dit voorstel accoord en bij schrijven van 22
juni 1872 nr. 19/719 gaf het aan de Verenigde Vergadering
van Rijnland kennis van het tijdelijk sluiten van de Kleine
sluis voor alle scheepvaart, daar ,,de vaart door die sluis na
melijk van lieverlede zodanig verminderd (is), dat de op
brengst nagenoeg gelijk staat aan de kosten van bediening".
In haar vergadering van 26 juni 1872 ging de Verenigde Ver
gadering hiermede accoord.
Haarlem hield echter vast aan het contract van 16 mei
1519, waarbij Rijnland verplicht werd tegen het genot van
sluisgelden de sluis als schutsluis te doen gebruiken, en het
verzette zich daarom tegen handhaving van de tijdelijke
sluiting19. De tijdelijke sluiting werd toen opgeheven en in
1876 werd opnieuw een sluiswachter aangesteld.
De 15e October 1887 opende Rijnland echter nieuwe onder
handelingen met Haarlem en verzocht opheffing van de be
paling van het accoord van 16 mei 1519. Men voerde aan,
dat de scheepvaart reeds bijna geheel door de Kolksluis
plaats vond. De 2e juli 1888 vroegen B. W. van Haarlem
op welke voorwaarden die opheffing zou moeten geschieden.
Het oordeel van Ir. Van Dissel, Ingenieur van Rijnland,
luidde dat het Rijnlands belang was, dat de waterkering
tegen het Noordzeekanaal niet verbroken mocht worden,
maar daar de natuurlijke lozing door de Kleine sluis op het
Noordzeekanaal van zeer weinig betekenis was, kon men óf