127
jaar was er reeds door gecommitteerden van hoogheemraden
een inspectie te Spaarndam gehouden „opt leggen der open
sluyse"29.
Op 6 februari/13 maart 1567 werd er tenslotte een accoord
tussen Rijnland en Haarlem gesloten „betreffende 't leggen
en onderhouden van een steenen open spoye ofte sluyse bij
denselven stede geleyt en gemaict in de Oosterwaele tot
Sparendamme"30. Rijnland was te eerder bereid tot dit ac
coord, omdat de duiker (de lantsluys) die daar ter plaatse
reeds 28 jaar dienst deed, nodig moest worden hersteld, het
geen grote kosten met zich zou brengen. De nieuwe sluis zou
tevens als boezemsluis gebruikt worden, zodat de duiker kon
worden weggeruimd. Tevens zou de nieuwe sluis één der
Woerdersluizen vervangen. De verplichting tot instandhou
ding daarvan werd door het Grootwaterschap van Woerden
in 1571 afgekocht31.
Het accoord van 1567 hield o.m. in, dat Haarlem een
nieuwe open stenen sluis zou doen maken, die 24 Rijnlandse
voeten wijd zou zijn. Grote schepen met staande masten
moesten daardoor kunnen varen „ten gerieve van de neringe
van de scheepmakerije en koophandel". Haarlem zou zorgen
voor de diephouding en verwijding van het Spaarne. Rijnland
stemde in de aanleg toe, mits Haarlem de kosten droeg en
het onderhoud voor zijn rekening nam. Hoogheemraden zou
den het recht van inspectie hebben. De bewaring, opening en
sluiting der sluis zou geheel aan Rijnland worden overgelaten.
De schepen, die gewoonlijk door de Grote- of Kolksluis te
Spaarndam voeren, zouden daarvan gebruik blijven maken
en zouden niet door de nieuwe Haarlemmersluis mogen varen,
een bepaling waaraan later de hand niet werd gehouden.
Indien er schade door de aanleg van de nieuwe sluis zou
ontstaan, zou Rijnland de sluis mogen „stoppen" (afdammen).
Als de sluis voltooid was zouden de ingelanden van Rijnland
aan Haarlem als subsidie een som van 7000 pond, die Haar
lem eerst aan Rijnland betaald had, in zeven termijnen resti
tueren. Het Hof van Holland bekrachtigde deze overeen
komst op 14 maart 1567.