Raadsverslag gemeente Haarlem van 18 Februari 1817
In 1795 zijnde aangesteld als Stads-Timmermansbaas, ze-
dert het jaar 1800 mede als adjunct van de toenmalige Fa-
brijk, heeft gefungeerd tot den Jare 1811.
Wanneer beide deze posten zijn vereenigt en hij in dezelve
alleen is gecontinueerd, met toezegging door de toenmalige
Stads Regeering van eene evenredige verhoging van Tracte-
ment.
Dat aan hem over den Jare 1815 en 1816 is uitbetaald
twaalf Honderd Guldens meerder als hij als Stads-Timmer
mansbaas heeft genoten.
Het resultaat van dit onderzoek is geweest, dat door den
Stedelijken Architect als Commandant en Chef van het
Corps Brandblusschers wordt genoten Cl. 200.
En als inspecteur der Amsterdamsche en Leijdsche Vaar
ten Cl. 50.
Zoo dat door dezelve van Stads wegen wordt ontvangen
zestien Honderd en vijftig Guldens.
Kan daarbij de benodigde tijd vinden om waartenemen de
post van Controleur der Landsgebouwen en voor de waar
neming van welke dezelve eene bezoldiging geniet.
Zoo komt ons de som, op welke de Stads-Architect in zijne
publieke betrekkingen kan rekenen niet onaanzienlijk, en niet
onevenredig aan zijne werkzaamheden voor.
Op de Begroting van voorgaande jaren was voorgedragen
om het tractement van de Stads-Architect met drie Honderd
Guldens te verhogen, en dus te brengen op vijftien Honderd
Guldens, doch dat zulks vanwege het Provinciaal Gouverne
ment is afgeslagen.
Werd in vergadering van Gemeenteraad van 18 februari
1817 afgewezen.
Op 31 December 1825 Honorair ontslag als Commandant.