korte afstand van zijn kantoor. Met deze grote stalhouderij
waren wij voortdurend in verbinding. Boven de ingang er
van, de grote deuren, stond met grote letters het opschrift
HONI SOIT QUI MAL Y PANSE, een woordspeling, ver
moedelijk uit onze franse tijd, toen er meer mensen waren
dan thans, die wisten dat PANSER met een A roskammen
betekent.
Wanneer wij des zomers ons huisje te Zandvoort betrokken
voordat de schoolvacanties waren begonnen, beschikten de
schoolgaande kinderen voor hun reizen van Zandvoort naar
Haarlem en terug over een tentwagen, bespannen met twee
ezels, die Mina en Berta heetten. Wij bestuurden de ezels
zelf. Het gebeurde wel, dat de ezels, voorbij de weg komende,
die naar hun stal leidde, als wij niet opletten, die weg plotse
ling insloegen, waarbij dan de wagen omsloeg. Dan kwamen
de mensen van de stal aanlopen en werd alles weer in orde
gebracht, waarna wij onze weg vervolgden.
Ik herinner mij, dat ik Mejuffrouw Schubert, die directrice
was van de Burgerschool voor Meisjes te Haarlem, de school
van mijn zuster Mik, naar Haarlem moesten brengen met de
wagen. Ik denk dat ik zowat 9 jaar oud was. Gelukkig was er
destijds weinig verkeer op de weg. Ik lette goed op, zodat wij
niet omsloegen toen de ezels de stal roken. Ik deed wel iets
anders. Van een van die vissers-jongens had ik een liedje ge
leerd op een aardig wijsje, op woorden die ik niet begreep,
dat ik Mejuffrouw Schubert de hele weg naar Haarlem voor
zong, denkende haar daarmee een genoegen te doen, of mis
schien zingende zonder te denken. Later moest ik horen, dat
ik Mejuffrouw Schubert geen genoegen had gedaan, want
het was een heel raar liedje.
Bij het baden is mijn Vader eenmaal in gevaar geraakt. Hij
werd geholpen en gered door een paar vissers. Dit deed hem
de vissers en hun naaste familieleden uitnodigen tot een
maaltijd in het Grote Badhuis. Het bleek toen, dat er veel meer
mensen aan die redding hadden meegewerkt dan mijn Vader
had gedacht. Het aantal groeide met de dag..
Mijn Vader hield veel van lichaamsbeweging. Des Zondags