71
ander pak aan en aan tafel zat ik alsof er niets gebeurd was,
in mijn daagse pak. Maar toen kwamen de moeilijkheden. De
eerste was, dat mijn Moeder mij een complimentje gaf omdat
ik zo goed voor mijn nieuwe pak had gezorgd, „dat vind ik
nou eens aardig van je Henri, dat je je verkleed hebt." Ik zal
wel een kleur hebben gekregen, maar het werd nog moeilijker
toen ons, zoals gebruikelijk, werd gevraagd wat we al zo
hadden gedaan en beleefd op onze vrije middag. „Gespeeld
in de Hout". „Wat speelden jullie?" „Slootje springen".
Toen zei mijn zuster Jo, die naast mij zat: „je bent er toch
niet ingevallen?" Ik merkte wel dat het helemaal mis was en
zei: „ja, dat ik er even was ingevallen". Toen werd het duide
lijk waarom ik mij verkleed had en ik moest zeggen wat ik
met mijn nieuwe pak had gedaan. Maar ik kreeg geen standje.
Mijn Vader was te Haarlem een algemeen bekend man.
Als hij even te laat aan het station kwam en de trein reeds in
beweging was, liet de chef de trein op zijn fluitsein stoppen
om hem te laten instappen, al reisde hij ook derde klasse, wat
zijn gewoonte was. Ik heb dit zelf bijgewoond.
Toen in 1878 de paardetram te Haarlem in gebruik kwam,
was mijn Vader al iets minder goed ter been. De condukteur
hielp hem dan bij in- en uitstappen. Er waren toen geen vaste
halteplaatsen. Uit dankbaarheid trakteerde hij dan met
Nieuwjaar het gehele personeel van de paardetram op bruine
bonen of capucijners met spek, bij elk van de leden van het
personeel in zakken thuisbezorgd.
Voor zijn veertien jaar oudere broer Chrik, die in oktober
1871 met Zr. Ms. Java, een transportschip van de Marine,
onderzeil naar Oost Indië was vertrokken, had mijn vader
grote bewondering. Deze oudste broer kwam in augustus
1874 in Nederland terug.
„Toen hij vertrok was ik 4 jaar oud, dus was ik mij nu, op
zevenjarigen leeftijd niet, of nauwelijks bewust hem ooit ge
zien te hebben. Zijn binnenkomst in de achterkamer is on
uitwisbaar in mijn herinnering vastgelegd. Toen zijn reus-