117- Rondom de kapel werden talrijke begravingen aangetrof fen, hier en daar 3 boven elkaar. Hierdoor was de grond sterk geroerd en het maaiveld sterk verhoogd en kon de datering van de gevonden aardewerkscherven geen houvast geven. Wel waren de onderste begravingen geschied in het gele zand met de oerklonters van de strandwal. Zowel in de putten B, D en E tekenenden zich op dit laagste niveau donkere plekken en banen af, waaruit vrij talrijke scherven van ruwwandige Friese potten werden aangetroffen, die aan de hand van de gevonden randfragmenten konden worden gedateerd op le2e eeuw n. C. Ook werd op dit niveau een slijpsteentje aangetroffen met duidelijke sporen van gebruik. In de vroegere beekbedding en omgeving werden zeer vele (ca. 150 stuks) pijpekoppen en steeltjes aangetroffen, die door ons lid de Heer F. H. W. Friederich werden gedateerd. De aangetroffen aantallen vertonen een piek omstreeks 1630 en een zeer grote piek omstreeks 1765 en later. Deze laatste zou wellicht verklaarbaar zijn door een mogelijke opvulling van de verdwijnende beekbedding met afval. De resultaten van het onderzoek kunnen als volgt worden samengevat op de plaats waar het huidige gebouw staat was Friese bewoning in de le2e eeuw n. C.; er zijn geen aanwij zingen voor een vroegere bewoning er zijn geen aanwijzingen voor bewoning tussen boven genoemde periode en de stichting van de eerste kapel deze eerste kapel van 1316 moet practisch op dezelfde plaats hebben gestaan, gezien de begravingen het rechthuis en de herberg De Bonte Koe zijn niét het zelfde huis, zoals beschreven op pag. 60 van het boek „Zeven Heerlijkheden". Dit blijkt duidelijk uit de kaart van 1661 en de afbeelding van 1780 van Tavenier. De herberg lag ten zuiden van de kapel, oorspronkelijk ge scheiden door de Kapels beek, later mogelijk door een pad. A.W.N. Werkgroep Kennemerland J. Schimmer

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1968 | | pagina 121