103 -
zoek, voor zo veel dit aangaat, bereyds daadelijk voldaan is".
De „wenk van 't gouvernement" zal waarschijnlijk gegeven
zijn naar aanleiding van de nieuwe grondwet van 1801, die
door het wegvallen van het artikel van de verkeersvrijheid, de
mogelijkheid van verboden van „ventjagerij" weer openstel
de.32 Wiskerke toont aan dat onder deze grondwet, vooral in
verband met artikel 74, dat aan iedere gemeente de vrije be
schikking over zijn huishoudelijke belangen en bestuur toeken
de, in Amsterdam, Rotterdam, Dordrecht, Utrecht, Middel
burg, Leiden en Alkmaar, de ventverboden en gildekeuren
geheel herleefden. Uit het antwoord van de Adunicipaliteit op
het request van de koperslagers blijkt al, dat ook Haarlem
niets liever wilde dan het voorbeeld van Amsterdam, dat in
mei 1802 het ventverbod hersteld had, volgen. Dit gebeurt dan
ook bij de notificatie van 2 september 1802,33 die trouwens
niet alleen het ventverbod herstelt, maar ook de eis van het
poorterschap voor ieder, die binnen de stad „eenige Neering
of Winkel hoe genaamd, waartoe Elle, Maate of Gewichte
worden gebruikt, zal begeeren te doen'
Onmiddellijk hierna zien we hoe de schoenmakers van de
nieuwe situatie gebruik trachten te maken28 september ver
zoeken de provisionele commissarissen van het ontbonden
schoenmakersgilde le. „dat het verkoopen van vreemde
schoenen en muylen in particuliere winkels mocht worden
verboden", en 2e. om ter goedmaking van de kosten hunner
comparitien, bij het intekenen van een schoenmakersbaas,
voor het schrijven van het declaratoir, iets te mogen voi deren.
Uit het antwoord op dit verzoek blijkt, dat Haarlem niet zoo
ver gaat als Amsterdam, dat alle gildevoorrechten van het
schoenmakersgilde hersteld had.34 Het advies van het Com-
mitté van Algemeen Belang luidt n.l. als volgt35„Dat het
zelve, ten aanzien van het eerste poinct van t verzoek, niet
begrijpt hoe de Suppl. kunnen verseeren in het begrip, dat het
in UI. magt staat om het verkoopen van vreemde schoenen en
muilen te verbieden, daar zodanige magt, nimmer aan de
Municipaliteiten gegeeven is, maar integendeel bij art. 66 der
staatsregeling bepaald, dat de voortbrengsels der nijverheid