- 120
16) Koper- en blikslagers 15
17) Koussenverkopers 20
18) Kuipers jg
19) Lakenkopers jg
20) Lootgieters, pompmakers en Leydekkers 7
21) Mandenmakers 4
22) Metzelaars en Steenkopers 10
23) Molenaars 10
24) Scheepmakers en Zeylenmakers 13
25) Schoenlappers 33
26) Schoenmakers en leerloyers 58
27) Smeden 28
28) Tappers I53
29) Timmermans 80
30) Tingieters 2
31) Twijnders 14
32) Vleeschhouwers 24
33) Voerlieden g
34) Warmoezeniers 206
35) Wagenmakers 3
36) Wijnverkopers g
37) IJzerkramers g
38) Zadelmakers 7
39) Zijdelint Reders g
40) Zijde- en garenverwers 4
In deze 40 corporaties waren dus 1628 ambachtslieden en
kleinhandelaars verenigd. Vergeleken met de opgave van het
aantal gilden van 1798, blijkt dat over het algemeen de oude
gilden zijn veranderd in corporaties. Voor het eerst georgani
seerd zijn zadelmakers, ijzer kramers, die vroeger tot het
smidsgilde behoorden, en horlogemakers; verdwenen zijn het
St. Lucasgilde (kunstenaars waren van de verplichting om lid
te worden van een corporatie uitgezonderd),75 het goud- en
zilversmedengilde (de goud- en zilversmeden zullen waar
schijnlijk bij de corporatie van de smeden ondergebracht zijn)
en de drie tot de grootindustrie behorende gilden: het bonte
lijnwatengilde, het kantredersgilde en de smalrederij.
d Alphonse s verzoek aan de Minister van Binnenlandse
Zaken, Montalivet, om te beslissen over het al of niet voort
bestaan der corporaties waarvan er blijkens zijn onderzoek