DE BEGRAFENISBOS
„DE VRIJWILLIGE LIEFDEBEURS"
ONDER DE ZINSPREUK
„IN ALLES GHETROU"
te Haarlem
Op 12 februari 1969 herdacht te Haarlem de Algemene
Begrafenisbos „De Vrijwillige Liefdebeurs" onder de zin
spreuk „In alles Ghetrou" zijn 250-jarig bestaan. Daarmede
is deze instelling niet alleen de enig overgeblevene van zijn
soort in deze stad, maar tevens de oudste der algemene be-
grafenisbossen, welke hier geweest zijn. Zij waren in Haarlem
en in andere Nederlandse steden zeer talrijk in de 18de eeuw
en vele van deze bossen, eigenlijk onderlinge begrafenisver
zekeringen, hebben zich nog gedurende de 19de eeuw gehand
haafd. Maar, voor zover zij toen al niet waren opgeheven, zijn
zij langzamerhand meestal opgegaan in bestaande grote ver
zekeringsmaatschappijen.
Deze begrafenisbossen zijn voortgekomen uit de nog oudere
knechtsbossen, die weer voortkwamen uit de knechtsgilden.
Zoals bekend waren de gilden een soort arbeidsorganisatie, die
reeds in de middeleeuwen bestond. Volledige leden daarvan
waren de meesters van een bepaald beroep, die hun proef had
den afgelegd, maar ook de gezellen of vrije knechts konden
daarvan lid zijn, zij het met beperkte rechten. In het gilde-
reglement waren dan ook vaak bepalingen opgenomen over
werktijden en lonen der knechts. De meeste gilden zorgden
tevens voor hun zieke gildebroeders. Ook kwam het gilde
meestal te hulp ter bestrijding der begrafeniskosten bij over
lijden van een lid, waarvoor dan een afzonderlijke kas werd
geadministreerd door z.g.n. bosmeesters.
De gezellen of vrije knechts hadden ook wel eigen gilden, de
knechtsgilden, welke echter niet te beschouwen zijn als de