136
De penningen van de bos werden bewaard in een kist met
4 sloten, waarvan de oudste drie vinders ieder een sleutel had
den, terwijl de 4de sleutel van de binnenkist, waarin de effec
ten lagen, bij een der bestuurders berustte, ieder op zijn beurt
voor een maand. Van het kasgeld mochten, behalve de uitke
ringen voor begrafenissen en uitkoop (waarvoor mogelijkheid
was, wanneer men een zeker aantal jaren lid was), alleen be
taald worden de kamerhuur, vuur en licht, schrijfbehoeften,
enz. Uitdrukkelijk was verboden dat spijs of drank in de Bos-
kamer kwam, voordat de rekening was afgesloten, en daarna
alleen op kosten van het Bestuur zelf. Eerst in 1798 kreeg dat,
na het afdoen der rekening, uit de ingekomen penningen ieder
kwartaal 10,voor vertering.
Zeer kenmerkend was nog de slotbepaling (art. 23) van de
ordonnantie van 1736, welke voortdurend gehandhaafd
bleef: „Ende zo wanneer iemand van de Broeders of Zusters
tegen de Bestuurders of Vinders of eenige andere Leden, hetzij
binnen of buyten de Kaamer eenige oproer of questie quam te
maaken, betrekkelijk tot de Beurs, zal denzelven verbeuren
voor de eerstemaal twaelf, voor de tweedemaal dertig stuy vers,
voor de derdemaal drie guldens, en zal denzulken voor de
vierdemaal als een Lid onwaardig aan deeze Liefdebeurs uyt
dezelve worden gezet en van zijn geheel recht tot dezelve ver-
stooken en vervallen zijn, zonder iets te konnen trekken. Gelijk
al mede van al het recht tot de Beurs vervallen zullen zijn
zoodaanige onwaardige Leden, welke bij het overlijden van
een Lid van deeze Beurs zig addresseeren aan eenig Arm-
comptoir in deeze stad, om eenige assistentie tot de begraaf-
fenis van den overleedenen aldaar te verzoeken".
In de franse tijd is enige kentering merkbaar, zowel op be
stuurlijk als op finantieel gebied. Terwijl de Vinders nog altijd
op een laag intellectueel peil blijken te staan in de ordon
nantie van 1798 is nog bepaald, dat een vinder, die niet lezen
of schrijven kan, zich tegen betaling van 30 stuivers mocht
laten vervangen zijn de Bestuurders meer gerecruteerd uit
de betere burgerstand, die in deze tijd zo naar voren kwam. In
1806 begonnen zij afzonderlijke vergaderingen te houden „uit