163 wordt herdacht hoe 40 jaar geleden op 18 april het vermaarde „paleis" tot de grond toe afbrandde. Het lag dus voor de hand dat de leden van de Bloem er niet voor voelden in hetzelfde jaar, behalve aan de Amsterdamse, ook nog deel te nemen aan een plaatselijke tentoonstelling. Trouwens de vereniging telde nog slechts 35 leden, waardoor vanzelfsprekend haar activiteit al was verminderd. Dit kwam dan ook tot uiting toen de Algemene Vereniging in januari 1865 aan het bestuur van de Bloem schreef voornemens te zijn in 1866 een tentoonstelling te Haarlem te organiseren en dit wilde doen in samenwerking met de Bloem van Kennemerland en de Flora van Noordwijk. Toen het bestuur van de Bloem een onderzoek bij de leden in stelde of zij tot deelname bereid waren, was de animo dermate gering, dat het in september 1865 aan de Algemene moest be richten dat de vereniging niet van plan was in 1866 deel te nemen aan een tentoonstelling, noch gezamenlijk, noch alleen. De ledenvergadering van 8 september 1865, waarin boven vermeld besluit werd genomen, is de laatste samenkomst der vereniging geweest; de laatste bestuursvergadering was op 8 juni daaraan voorafgaande, zoals uit enige aantekeningen in de notulenboeken blijkt. Gegevens over de opheffing van de vereniging ontbreken overigens ten enenmale. Wel wordt in het gemeenteverslag over 1866 medegedeeld dat de vereniging door allerlei oorzaken geen gevolg kon geven om haar jaar lijkse tentoonstelling te houden. Het laatste bericht over de Bloem geeft het gemeenteverslag over 1867, luidende: „Naar dien deze vereeniging door verschillende omstandigheden ver hinderd werd aan het voornaamste doel harer oprichtinghet houden van tentoonstellingen gevolg te geven, bevond zij zich over 1867 in een werkeloozen toestand. Haar ledental was evenwel niet verminderd en bedroeg 35". Men vraagt zich af om welke redenen de vereniging na zo korte tijd van haar bestaan haar werkzaamheden staakte. Misschien was het houden van een jaarlijkse plaatselijke ex positie voor de leden minder aantrekkelijk geworden en waren zij meer gaan gevoelen voor deelneming aan tentoonstellingen elders. Mogelijk ook achtten zij samenwerking met vakgenoten

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1969 | | pagina 165