THEODORE MARIE RUIJGROK 23 juni 191917 mei 1969 Op zaterdag 17 mei van het vorige jaar overleed in het Academisch Ziekenhuis te Leiden de heer Th. M. Ruijgrok, leraar Nederlands bij het Haarlemse middelbaar onderwijs. Met hem verloor Haarlem een van zijn meest enthousiaste toneelliefhebbers en een van zijn beste werkers voor de bevor dering van de toneelkunst. Twintig jaar geleden werd hij benoemd tot leraar aan het toen pas twee jaar bestaande Coornhertlyceum. In de loop van deze twintig jaar was hij naast leraar en regisseur lid van de sectie toneel van de Haarlemse Interscholaire, van de gemeen telijke kunstcommissie voor het voortgezet onderwijs, van het werkcomité voor de organisatie van het Nationaal Land juweel; hij werkte mee aan de tentoonstelling bij de Langen- dijkherdenking in 1956 en toen enkele jaren geleden het be heer van de Stadsschouwburg en het Concertgebouw in han den van een stichting kwam, werd Ruijgrok bestuurslid. Maar zijn belangrijkste werk lag toch in het wekken van belangstelling voor het toneel bij de jeugd, in de eerste plaats door henzelf actief bij het toneel te betrekken. Elk uur van zijn vrije tijd gaf hij met eindeloos geduld aan het instuderen van toneel en cabaret met zijn leerlingen. Met dikwijls uitzonder lijk moeilijke stukken wist hij overtuigende resultaten te be reiken. Hij wist hen te bezielen en begrip bij te brengen en het is zeker geen toevalligheid, dat zoveel van zijn leerlingen het toneel en daarmee verwante kunsten tot hun beroep kozen. Tot zijn oud-leerlingen behoren o.a. Ina van der Molen, Margriet de Groot, Rudolf Lucieer, Lou Landre, Maaike Baartmans, Boudewijn de Groot, Helmert Woudenberg, Han Reiziger en Carel Alphenaar. Deze lijst is uit te breiden met leerlingen van andere scholen, die onder zijn leiding werkten. Want Ruijgrok werd een aantal jaren geleden de eerste „leraar toneel" bij het middelbaar onderwijs in ons land, toen het hem door het gemeentebestuur mogelijk gemaakt werd

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1969 | | pagina 41