48
mei 1940 zette hij zijn werkzaamheden voort in de geest, zoals
een goed vaderlander betaamt, zodat het niet te verwonderen
was, dat hij op 13 juli 1942 door de duitsers werd opgepakt om
als gijzelaar in de interneringskampen te Haaren en Sint
Michielsgestel en in het concentratiekamp te Vught te worden
opgesloten. Op 11 september 1944 werd hij vrij gelaten.
Mr. Wesstra was gehuwd met Mejuffrouw J. C. H. Mackay,
uit welk huwelijk een dochter en een zoon werden geboren.
Zijn vrouw ontviel hem op 25 oktober 1944. Een gebeuren
dubbel droevig na 2 jaren van gedwongen scheiding. Groot
was ook zijn liefde voor zijn kinderen en kleinkinderen.
Na de oorlog hervatte hij zijn werkzaamheden als gemeente
secretaris tot zijn afscheid in 1952, bij welke gelegenheid hem
de gouden medaille van de Stad Haarlem werd aangeboden
met het zo sprekende inschrift: „uitstekend als mens en onver
getelijk als secretaris van Haarlem".
Wesstra was ook een godsdienstig en gelovig mens, een
trouw kerkganger. De Vereenigde Doopsgezinde Gemeente
diende hij op vele wijzen. Kerkeraadslid was hij van 1925 af.
Vele malen was hij voorzitter van het College van Diakenen.
Als andere functies worden genoemd: regent van het Wees
huis der Doopsgezinden, bestuurslid van de Stichting Spaar en
Hout, regent van het Zuiderhofje. Doortastendheid paarde hij
aan een bescheiden optreden, maar als hij het woord vroeg op
een vergadering en na enig gesnuif en het opschuiven van zijn
bril, begon met de woorden: Mijnheer de voorzitter. Als ik het
wel hebdan kon men zich overtuigd houden van een
glasheldere uiteenzetting geput uit een ijzeren geheugen, te
vens getuigend van grote belangstelling in en een juiste kijk op
het ter zake dienende onderwerp.
Enkele jaren na de oorlog trouwde Wesstra met een zuster
van zijn eerste echtgenote. Toen deze in 1965 overleed werd
hij bewoner van Spaar en Hout, waarvan hij zolang bestuur
der was. Het typeert hem, dat hij daar niet meer wenste te zijn
dan een bewoner onder de bewoners.
Vele jaren ook na zijn pensionering was hij regent van
het Sint Elisabeths of Groote Gasthuis. Tot aan zijn heengaan