63
werd bij de infirmerie getrokken. De westelijke buitenmuur
van het graanpakhuis (80 cm dik) vormde de binnenmuur van
de stadswal.
Wij gaan van de wal weer naar het bleekveld terug. Aan de
noordzijde hiervan bevonden zich enige bijgebouwtjes. Ten
noorden hiervan was een driehoekig wat hoger terrein, het
voormalige kerkhof. De zuidelijke uitbouw langs de Magdale
nastraat reikte bijna tot aan de wal. In de ruimte er tussen
stond de stal, ook wel als turfschuur aangeduid. Er was hier
een doorgang naar de straat achter de wal. Het bleekveld was
met de grote binnenplaats van het hoofdgebouw door een
gang, dwars door de westelijke zijde van dit gebouw heen,
verbonden.
Mogelijk valt het op, dat in het plan van 1856 een operatie
kamer ontbreekt. In het midden van de vorige eeuw geschied
den de chirurgische ingrepen, die toen nog van vrij eenvoudige
aard waren (het zetten van gebroken ledematen, amputaties,
wondbehandeling enz.) op de ziekenzaal. Daarentegen was er
wel een sectiekamer (dissequeerkamer) gedacht, maar waar
schijnlijk is het bij een ontwerp gebleven. Op een latere platte
grond (van na 1882) staat daar ter plaatse de operatiekamer
aangegeven. Van 1856 tot 1859 is er verbouwd, zodat de in
richting tot infirmerie eerst in het laatste jaar voltooid is. Er
was toen plaats voor 300 zieken. Deze schijnen er ook wel eens
geweest te zijn.37
De stadswal of vest bestond uit een buitenmuur, die hier 70 cm dik was, en een
lagere en elders dunnere binnenmuur. De twee muren waren door wulven" met
elkander verbonden. Deze waren bedekt met een laag aarde, ongeveer 50 cm dik
en ongeveer 6 meter breed 34. Buiten de stadswal lag nog een strook grond. Deze
ruimte tussen walmuur en singelgracht, door Allan 35 en Gonnet gordijn ge
noemd, was oorspronkelijk met doorns beplant, een primitief soort prikkeldraad
versperring. Maar in het laatst van de 17e eeuw werd deze ruimte aan inwoners
der stad verhuurd; zij legden er z.g. theetuinen op aan. Tot 1858 stond hier bij de
infirmerie een theehuis, ook wel koepel genoemd 35a. Het stuk wal tussen de
Magdalenastraat en de Nieuwe gracht met gordijn en koepel werd in 1856 me de
aan het rijk afgestaan, maar reeds in 1857 terug gevraagd. De minister van oorlog
stemde hierin toe 36. De vest en de koepel werden in 1858 gesloopt; er werd toen
een plantsoen aangelegd.