73 -
lijkheyd, en terwijl hunne merken nog genoegsaam als nieuw
waaren, op voorraad terwijl 't zoomer was, hunne merkjes
door mij laaten vernieuwen, toense hoorden dat ik vanwegen
de donkerheyd mijner oogen van zins wierde om er uit te
scheijden. Hoe 't zij, ik hoor en zie dit met plaisier.
Post Scriptum. Naa alle het geene hier aan deese zijde en de
andere zijde van dit blad vermeld staat, geschreven te hebben,
zoo kome ik eijndelijk te verstaan dat Jan Enschede dit merkje
op het houte blokje heeft laaten teekenen door een konstenaar
te Amsterdam, en dat hij er niet meer toe gedaan heeft als met
het mesje te snijden. Ik kan dit seer wel gelooven, want de
teekening van 't beeldje die is hier zoo welgedaan dat ik dezel
ve heb toegeschreven aan Dekker of zijnen dicipel Tako. Maar
de graveerder heeft sich beter meenen te verschuilen in sijne
hulpe buiten stad te zoeken want hij zelf kan het onmogelij
zoo goed doen. Onmogelijk. 1733 1/io
J. J. Temminck