78 ook niet noemenswaard is geworden. De opgave van 1811 noemt nog een fabriek van zijden stoffen van Wijnkamp, die eens aan 2 a 300 man, nu slechts aan 50 a 60 man werk gaf.4 Ook de fabriek van zijden linten is achteruit gegaan: De Koning vermeldt voor zijn tijd nog 2 fabrikeurs en 15 a 16 lintmolens, tegenover 8 fabrikeurs in de bloeitijd van deze in dustrie. Als kantfabrikeur noemt De Koning alleen nog Joost Daams, die de prijsvraag van de Economische Tak, naar een nieuwe uitvinding tot verfraaiing van de kant, had gewonnen de opgave van 1811 noemt nog de fabriek van Heshuyzen en Elink, die in 1806 nog 30 en in 1811 nog maar 3 kantwerkers liet werken, waardoor de productie van 50 000 tot 5 000 stuks gedaald was; de fabriek van A. van Amerongen had met 30 werklieden 12 getouwen. Van de 8 garenkokerijen, die ieder met 25 knechts en mei den werkten, zijn er in 1808 nog 2 over, die ieder 6 a 8 mensen werk geven. Het verval van de zijde- en garenververij is uit het volgende statistiekje duidelijk te zien: Als nieuwe bedrijven buiten gildeverband zijn in deze tijd ontstaan: een machinale katoenspinnerij met 60 werklieden, door J. Honig in 1801 opgericht; de Stads Armfabriek, die in 1806 was opgericht, en waar 3 opzichters, 18 linnenwevers, 5 bontwevers, 1 piquéwever, 5 bomers, 7 spoelders, 1 scheerster, 39 wolspinners en 60 vlasspinners zich resp. met linnenweverij, wol- en vlasspinnerij bezig hielden; een wolspinnerij met 20 spinners uit hetzelfde jaar en een vlasspinnerij met 12 werk lieden. Deze cijfers, hoe onvolledig ook, zijn voldoende om te zien, dat de klachten, die allerwegen weerklinken over het verval van de oude Haarlemse industrie, niet overdreven zijn. 1743 26 bazen 76 knechts 1750 23 bazen 79 knechts 1788 15 bazen 35 knechts 1808 5 bazen 8 knechts 1811 2 bazen 5 knechts

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1969 | | pagina 80