97 -
vragen dan ook of de contributies en entreegelden moeten
blijven bestaan of niet; of een nieuwe bakker zich nu zo maar
kan vestigen; of een „kommenijhouder", die biscuit verkoopt
voortaan nog „het klijngild" moet kopen en of het gildehuis en
de knecht aangehouden moeten worden. „Wij begrijpen wel
dat alle placcaten keuren en ordonnantiën door ons moeten
worden gemaintineerd, dan daar er onder 't gild veelen zijn,
die anders over de voorgestelde vragen denken, verzoeken wij
te moogen weeten, of wij ons in dien opsigte moeten ge
dragen naar de gewoonte die er plaats heeft gehad". Ook de
kantreders vragen om raad: de werklieden hebben dit jaar
geen contributie willen betalen, naar aanleiding van de
nieuwe grondwet. Is dat juist, en moeten gildekamer en
knecht aangehouden worden? Het koopmansgilde vraagt in
hoeverre de keuren en ordonnantiën afgeschaft zullen worden
en betuigt de noodzakelijkheid van reglementen voor koop en
verkoop," met het oog op „alle fraudes van vreemdelingen
welke met de gereede gelden der ingezetenen aanstonds de
stad verlaaten en nergens te vinden zijn".
Hoe de Municipaliteit van Haarlem de grondwet en de
nadere besluiten omtrent de bedrijfsvrijheid, die tot verschil
lende opvattingen aanleiding konden geven door hun ruime
redactie, interpreteerde, blijkt het beste uit de besluiten, die
zij sinds october 1798 in alle voorkomende gevallen heeft ge
nomen, na advies te hebben ingewonnen van het Committé
van Algemeen Belang.
Tegenover de bakkers blijkt de Municipaliteit haar or
denende en controlerende houding geenszins te hebben ge
wijzigd: een request van de koekebakker Jan van Kleef, met
het verzoek om ook brood te mogen bakken, wordt afgewezen
op grond van het 34e artikel van de ordonnantie van het ge
maal: „De koekbakkers zullen tegelijk geen broodbakkers
mogen zijn op de boete van 400 guldens".22
20 juni 1799 besluit zij, „geïnformeerd zijnde dat zommige
lieden, welke, volgens de keuren dezer stad, tot het uitoeffenen
der Bakkerijneering niet zijn geauctoriseerd, zig veroorloven
om uyt hunne huyzen achterlingen te verkoopen, en daardoor