146 en bij de stad getrokken. Een afvoer van de Beek werd hierbij vrijgehouden op de plaats waar deze tot voor kort nog langs de Damstraat naar het Spaarne liep. Dit verklaart tevens de afwijkende richting van dit deel van de Beek, dat zoals De Cock (1965) veronderstelt later als schipsloot dienst deed. Of bestond er voordat de Beek langs de Damstraat liep nog een ander tracee, dat van achter de Kerk rechtdoor in de richting van Bakenes liep, zoals Corneille Janssen (1954) veronderstelt? Deze mogelijkheid blijft zeker aanwezig. Dicht bij de hoek Damstraat/Klokhuisplein komt het Oude Duinzand nog hoog in het profiel voor, maar enkele helaas summiere gegevens afkomstig van het terrein van Enschede en Teylers museum geven aanwijzingen, dat dit gebied eveneens door jongere ophogingslagen werd bedekt. Merkwaardig is echter, dat als we de Beek doortrekken in zijn oorspronkelijke richting, deze ongeveer op het punt uitkomt, waar op het Donkere Spaarne de overgang van de meer organogene naar de zandige afzettingen plaatsvindt. Een verklaring zou kunnen zijn, dat door de stroom van de Beek nog zandig materiaal werd aangevoerd, dat door het Spaarne in de binnenbocht van de meander langs Bakenes werd afge zet. Uit andere overwegingen lijkt het echter minder waar schijnlijk, dat via de Beek nog zand werd verplaatst, zodat het gehele verband nog niet duidelijk is. Tot slot nog enkele opmerkingen over Bakenes Buiten de waarnemingen langs het Donkere Spaarne en de Koudehorn, kan nog een opname worden genoemd in een in 1964 ontsloten put t.b.v. de aanleg van een automatische brandblusinstallatie direct ten noorden van de Bakenesser- kerk. Het volgende profiel kwam hier voor (diepten in cm beneden het oppervlak, d.i. 130 cm -fi N.A.P.): a. 000180 cm geroerd zand b. 180217 cm verwerkt organogeen materiaal c. 217247 cm klei d. 247345 cm veen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1970 | | pagina 148